Brief regering; Kabinetsreactie op de Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” - Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” - Main contents
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 36234 - Initiatiefnota “Let’s talk about seksueel geweld”.
Officiële titel | Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld”; Brief regering; Kabinetsreactie op de Initiatiefnota van het lid Van der Werf over “Let’s talk about seksueel geweld” |
---|---|
Document date | 12-12-2022 |
Publication date | 12-12-2022 |
Nummer | KST362343 |
Reference | 36234, nr. 3 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2022-
2023
Initiatiefnota van het lid Van der Werf over «Let's talk about seksueel geweld»
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 12 december 2022
Een veilig Nederland, waarin iedereen zich vrij en veilig kan voelen en waarin op een gelijkwaardige en respectvolle manier met elkaar wordt omgaan, is helaas niet voor iedereen een vanzelfsprekendheid. Dat blijkt onder andere uit het feit dat seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld nog veel voorkomen. Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld zijn wijdverbreide maatschappelijke problemen met ernstige en vaak langdurige gevolgen. Niet alleen voor slachtoffers die op deze manier hun gevoel van zelfbeschikking, veiligheid en vrijheid wordt afgenomen, maar ook voor hun naasten, nabije omgeving en de samenleving. De recente onthullingen over seksuele grensoverschrijding in de samenleving, die veel in het nieuws zijn geweest, maken dat het onderwerp steeds zichtbaarder wordt.
Seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld komen in alle lagen van de samenleving, op alle plekken voor. Iedereen zou zich veilig moeten kunnen voelen, zonder angst voor ongewenste, beledigende of seksueel getinte benaderingen of seksueel geweld, thuis, op het werk, op straat en op internet. Hier hebben we allemaal een rol in en daarom is het van groot belang dat binnen de samenleving het gesprek hierover wordt gevoerd en gevoerd blijft worden. En dat gebeurt steeds meer. Het onderwerp is ook binnen het onderwijs, verschillende sectoren, en op werkplekken een gespreksthema aan het worden.
Het kabinet wil dit momentum gebruiken om een cultuurverandering teweeg te brengen om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan. Dat doet het kabinet onder andere door het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld op te stellen (hierna: nationaal actieprogramma).1 Dit nationaal actieprogramma zal in januari 2023 worden gepresenteerd.
1 Kamerstuk 34 843, nr. 53.
kst-36234-3 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022
Hiermee zet het kabinet een stap naar de cultuurverandering die nodig is, samen met alle betrokken partijen in de samenleving. Het kabinet zet in op het gezamenlijk tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en een juiste aanpak wanneer het toch voorkomt. Dit doet het kabinet door maatregelen te nemen die bijdragen aan bewustwording en het stimuleren van het maatschappelijk gesprek over seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld, kaders te stellen via weten regelgeving en organisaties te ondersteunen bij het op orde brengen van processen. Verder zet het kabinet in op goede en goed vindbare hulpverlening. Ook is er binnen het actieprogramma veel aandacht voor de rol van de omstander. We willen dat omstanders seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld beter leren herkennen en weten wat ze moeten doen wanneer zij hiermee in aanraking komen.
Daarnaast is Mariëtte Hamer als onafhankelijk regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld aangesteld. Zij is het boegbeeld van de beoogde cultuurverandering, geeft het kabinet gevraagd en ongevraagd advies en houdt het maatschappelijke gesprek op gang.
Ook uw Kamer heeft recentelijk veel aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Het kabinet is het Kamerlid Van der Werf (D66) erkentelijk voor de initiatiefnota «Let's talk about seksueel geweld», die zij op 2 november jl. bij uw Kamer heeft ingediend. De initiatiefnemer wil hiermee bijdragen aan de doelstellingen die het kabinet bij de contouren van bovengenoemd nationaal actieprogramma geformuleerd heeft.1
De Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer heeft aan de Minister van Justitie en Veiligheid gevraagd om een kabinetsreactie op deze initiatiefnota, te ontvangen vóór 15 december 2022. Met deze brief reageer ik, mede namens het kabinet, op dit verzoek. Ik geef eerst een algemene reactie op de initiatiefnota (onder 1). Vervolgens ga ik in op de verschillende voorstellen die de initiatiefnemer heeft gedaan (onder 2).
In de initiatiefnota «Let's talk about seksueel geweld» benadrukt de initiatiefnemer de urgentie om seksueel geweld daadkrachtig te bestrijden met een integrale aanpak. Zij doet hiertoe concrete voorstellen die in de volgende drie thema's zijn onderverdeeld:
-
1.preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen;
-
2.versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld; en
-
3.effectieve aanpak en erkenning achteraf.
De aanpak van seksueel geweld heeft voor dit kabinet de hoogste prioriteit. Het kabinet onderschrijft dan ook de urgentie van het vraagstuk en is het met het lid Van der Werf eens dat het nodig is om de problematiek integraal aan te pakken. Het kabinet werkte in de voorgaande jaren daarom al aan een integrale en interdepartementale aanpak om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te bestrijden. Met het nationaal actieprogramma wil dit kabinet een extra impuls aan deze aanpak geven.
Voor een deel van de voorstellen uit de initiatiefnota geldt dat deze in lijn zijn met voorstellen die in het nationaal actieprogramma worden meegenomen en deels bij de verdere uitwerking van het nationaal actieprogramma kunnen worden betrokken. Het betreft bijvoorbeeld de voorstellen over preventie en bewustwording op scholen.
Voor een ander deel van de voorstellen geldt dat reeds acties in gang zijn gezet die (deels) tegemoetkomen aan de strekking van de voorstellen van de initiatiefnemer. Daarbij gaat het bijvoorbeeld over de inzet van herstelbemiddeling.
Tenslotte geldt voor een aantal voorstellen dat hier, om uiteenlopende redenen, niet aan tegemoet gekomen kan worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor het voorstel om een plan te ontwikkelen om de Centra Seksueel Geweld (CSG's) landelijk en structureel te financieren.
Voordat het bovenstaande nader wordt toegelicht, ga ik eerst in op de middelen die nodig zijn om de voorstellen te bekostigen.
Middelen
De initiatiefnemer geeft aan dat de middelen die nodig zijn om de voorstellen in de initiatiefnota te bekostigen uit bestaande posten op de departementale begrotingen te halen zijn.
Zij stelt dat de voorstellen uit de initiatiefnota grotendeels ten laste kunnen komen van de Ministeries van OCW en SZW, omdat ze kunnen worden bekostigd met middelen die bestemd zijn voor de totstandkoming en uitwerking van het nationaal actieprogramma. Dit is een onjuiste aanname. Zoals gemeld in de eerder genoemde Kamerbrief van 27 juni 2022 over de contouren van het nationaal actieprogramma, zullen de betrokken beleidsdepartementen de extra middelen die nodig zijn voor de uitvoering van maatregelen uit het nationaal actieprogramma vanuit hun eigen begroting moeten dekken.2
De initiatiefnemer verwijst ook naar de via de motie-Hermans vrijgemaakte middelen voor de versterking van de aanpak van seksuele misdrijven.3 Een deel hiervan, namelijk 2 miljoen euro die gereserveerd is voor de versterking van de integrale aanpak van (online) seksuele misdrijven, zou volgens de initiatiefnemer nog geen invulling hebben gekregen. Deze middelen zouden volgens haar kunnen worden ingezet voor bijvoorbeeld het bekostigen van publieks- en scholingscampagnes.
Het kabinet wil verduidelijken dat bovengenoemd bedrag van 2 miljoen euro, net als de rest van de middelen die via de motie van het lid Hermans voor de versterking van de aanpak van seksuele misdrijven zijn vrijgemaakt, reeds gealloceerd is. Dit bedrag, dat structureel vanaf 2022 is vrijgemaakt, wordt ingezet voor het uitbreiden van Helpwanted.nl, onderdeel van het Expertisebureau Online seksueel Kindermisbruik (EOKM).4 Helpwanted.nl is een website met een daaraan gekoppelde telefonische hulplijn over online seksueel misbruik. Personen die te maken hebben (gehad) met online seksueel misbruik, maar ook bijvoorbeeld ouders en docenten kunnen bij deze voorziening terecht voor informatie en advies. De uitbreiding zorgt ervoor dat voortaan alle leeftijdsgroepen terecht kunnen bij Helpwanted.nl, en dat de hulplijn op den duur 24/7 bereikbaar is. Daarnaast zullen in de nabije toekomst alle personen die te maken krijgen met online content die hen schade toebrengt (zoals evidente privacyschendingen) zich kunnen melden, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de motie Van Nispen met betrekking tot de laagdrempelige meldvoorziening voor onrechtmatige content.5 Aanvullend hierop investeer ik in het bieden van een publiek-privaat kader waarbinnen de internetsector en de overheid samen actief en effectief kunnen handelen bij online materiaal dat strafbaar, schade toebrengt of maatschappelijke ongewenste effecten met zich meebrengt. Ook lokale bestuurders hebben behoefte om in beeld te hebben hoe op te treden tegen online aangejaagde openbare ordeverstoringen. In het kader hiervan worden instrumenten ontwikkeld die lokale bestuurders helpen om op te treden als daar noodzaak toe is, en hen te voorzien van kennis en een juridisch handelingskader om op een maatschappelijke aanvaarde wijze online te interveniëren.
Derhalve bestaat er binnen de middelen die beschikbaar zijn gesteld in het kader van de motie Hermans geen ruimte om de in de initiatiefnota genoemde voorstellen te bekostigen.
2.1 Preventie, vroegsignalering en veilige gezinnen Preventie en bewustwording op scholen
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet nieuwe mogelijkheden te ontplooien om seks, seksualiteit en seksuele omgang te bespreken in de klas en daarbij een aantal initiatieven die in de initiatiefnota zijn genoemd te betrekken. De initiatiefnemer vraagt het kabinet om daarbij expliciet aandacht te besteden aan bewezen effectieve methoden voor het voorkomen van seksueel geweld en daar waar nodig nader onderzoek naar te laten doen.
De initiatiefnemer geeft verder aan dat meer bewustwording bij jongeren moet komen ten aanzien van het onderwerp seksueel geweld. Daarom zou in het onderwijs verplicht les gegeven moeten worden over het herkennen en erkennen van grenzen waarbij nadrukkelijk aandacht dient te zijn voor consent, seksuele omgangsvormen (dus niet alleen het biologische aspect) en de rol van mannen. Dit sluit aan bij de aanbevelingen die gedaan zijn in het «Manifest voor betere seksuele vorming» van het Expertisecentrum Seksualiteit Rutgers en 37 andere jongerenorganisaties, maatschappelijke organisaties en expertisecentra.6
Kabinetsreactie
Goed onderwijs over seksualiteit en gelijkwaardigheid is een cruciaal om de noodzakelijke cultuurverandering te bereiken. Binnen het nationaal actieprogramma is dan ook veel aandacht voor de rol van het onderwijs. Zo wordt er in het hoger onderwijs hard gewerkt aan een agenda sociale veiligheid, en heeft de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs een aantal belangrijke stappen gezet in het funderend onderwijs.7 Deze maatregelen sluiten aan bij de analyse en de voorstellen van de initiatiefneemster. Zo wordt onder andere gewerkt aan aanscherping van de kerndoelen ten aanzien van seksualiteit, het verbeteren van de sociale veiligheid, het toegankelijk en bekend maken van effectieve lesmethodes en het ondersteunen van leraren bij het doceren over seksualiteit en gelijkwaardigheid. Daarnaast kunnen leerlingen, ouders maar ook leraren terecht bij het onafhankelijke meldpunt Vrij en Veilig Onderwijs als zij een probleem of klacht hebben die te maken heeft met de sociale veiligheid in de school. Als zich een probleem voordoet op het gebied van seksueel misbruik of seksuele intimidatie, kunnen deze partijen terecht bij de vertrouwensinspecteur van de Inspectie van het Onderwijs voor informatie en advies. Tenslotte heeft het kabinet specifieke aandacht voor de rol van jongens en mannen. Hiervoor zal in het kader van het nationaal actieprogramma ook subsidie worden verleend.
Vroegsignalering en bewustwording op plekken waar iedereen komt
Vroegsignalering en laagdrempelige hulp zijn essentieel bij het bestrijden van seksueel geweld. Juist de nabije omgeving kan hierin een cruciale rol spelen. De initiatiefnemer pleit er daarom voor om niet alleen professionals bewust te maken van signalen van seksueel geweld, maar ook mensen werkzaam in maatschappelijke beroepen zoals kappers, en hen hierin op te leiden/ te trainen. Zodat zij het gesprek kunnen openen, en slachtoffers op een laagdrempelige manier kunnen doorverwijzen naar geschikte hulpverlening. Naast kappers noemt de initiatiefnemer als voorbeeld ook trainers en coaches bij sportclubs.
Kabinetsreactie
In het nationaal actieprogramma wordt ingezet op het vergroten van de bewustwording in de gehele maatschappij, het waar nodig aanpassen van wet- en regelgeving en processen in organisaties en op toegankelijke en laagdrempelige meldpunten en passende hulpverlening. Daarnaast wordt ingezet op het vergroten van bewustwording over en bijpassende maatregelen ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en het versterken van signalering in verschillende sectoren, waaronder in de sport- media en cultuursector en in de zorg en hulpverlening. Het voorstel om een plan te maken om de opleidings- of na/bijscholingseisen van beroepsgroepen aan te scherpen wordt, in ieder geval op dit moment, niet overgenomen.
Focus op daders en veilige gezinnen
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet de mogelijkheden in kaart te brengen om professionals te faciliteren in het betrekken van ouders bij preventie- en behandelprogramma's van seksueel geweld, en daarbij de optie van motiverende gespreksvoeringcursussen voor professionals mee te nemen.
De initiatiefnemer roept het kabinet ook op in overleg te gaan met de Jeugdgezondheidszorg over het faciliteren van trainingen aan het personeel van consultatiebureaus over het herkennen van signalen van seksueel geweld (bij kinderen én ouders) en hoe daar op een goede manier op in te grijpen.
De focus op veilige gezinnen is belangrijk omdat kinderen in veilige gezinnen niet alleen minder risico lopen om slachtoffer van seksueel geweld te worden, zij zullen ook minder snel overgaan tot het plegen hiervan. Veiligheid in gezinnen helpt ook om slachtoffers te voorkomen.
De initiatiefnemer wil daarom dat ouders beter betrokken worden bij preventie- en behandelprogramma's.
Omdat het niet vanzelfsprekend is dat kinderen in veilige gezinnen opgroeien is het zaak om die plekken waar onveilige gezinssituaties gesignaleerd kunnen worden goed te benutten. De initiatiefnemer ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor consultatiebureaus.
Kabinetsreactie
In het nationaal actieprogramma komt met nadruk de focus niet alleen te liggen op slachtoffers, maar ook op plegers en naasten en omgeving, waaronder ouders. Er zal aandacht zijn voor de rol die ouders kunnen hebben op het gebied van preventie, maar ook verschillende professionals om het bespreken van het thema seksualiteit te normaliseren en van daaruit beter te kunnen signaleren. Gemeenten spelen hier een belangrijke rol in als opdrachtgever van preventie in het kader van de jeugdzorg en het basistakenpakket JGZ. Gemeenten financieren de JGZ-uitvoerders (dit zijn bijvoorbeeld GGD'en, thuiszorgorganisaties, soms gemeentelijke diensten, of Centra voor Jeugd en Gezin). In overleg met relevante partijen, waaronder de VNG, zal in het kader van het nationaal actieprogramma worden bezien hoe signalering door consultatiebureaus kan worden versterkt.
2.2 Versterken van de hulpverleningsstructuur bij seksueel geweld
De initiatiefnemer presenteert in haar nota enkele voorstellen om het Centrum Seksueel Geweld (CSG) toekomstbestendig en voor iedereen in Nederland zichtbaar te maken. De initiatiefnemer geeft aan dat deze voorstellen aan een aantal doelstellingen van het nationaal actieprogramma bijdragen. Concreet gaat het om «de toegankelijkheid en vindbaarheid van meldpunten en hulpdiensten voor slachtoffers én plegers verbeteren» en om «de inzet van en doorgeleiding naar adequate en effectieve hulp te verbeteren waardoor verdere schade mogelijk voorkomen wordt». De initiatiefnemer stelt daarnaast dat met deze voorstellen uitvoering kan worden gegeven aan verschillende voorschriften uit het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Landelijke en structurele financiering van het CSG
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet een plan te ontwikkelen om tot centrale financiering van het CSG over te gaan.
Sinds 2018 zijn de gemeenten financieel en bestuurlijk verantwoordelijk voor de financiering van de zestien regionale CSG's en het landelijke netwerk CSG.
Gezien de belangrijke landelijke functie en integrale geüniformeerde werkwijze bij de aanpak van seksueel geweld is de initiatiefnemer van mening dat het landelijke CSG en de zestien regionale CSG's beter functioneren met landelijke financiering in combinatie met stelselverant-woordelijkheid van de Rijksoverheid, in plaats van door de gemeenten. Het is nodig dat er een solide, duurzame financiële basis onder het CSG komt te liggen en dat deze basis ook verbreed wordt. Nu zijn de continuïteit en doorontwikkeling van het CSG afhankelijk van de beleidskeuzes van (individuele) centrumgemeenten.
Kabinetsreactie
In het nationaal actieprogramma wordt ingezet op goede hulpverlening die makkelijk vindbaar is. Daarmee wordt dus een deel van het voorstel overgenomen. Echter het landelijk financieren van het CSG wordt niet overgenomen. Landelijke financiering onder verantwoordelijkheid van het Rijk staat haaks op het decentrale stelsel zoals we dat in Nederland kennen. In dit stelsel dragen gemeenten financiële verantwoordelijkheid voor het totale Wmo-zorgaanbod en, sinds 2018, inclusief de zorg die het
CSG biedt. De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Justitie en Veiligheid (JenV) dragen gezamenlijk verantwoordelijkheid voor het stelsel van zorg aan slachtoffers van seksueel geweld.
Het voorstel van de initiatiefnemer zou voor een onlogische knip zorgen tussen de zorg die het CSG biedt en het overige Wmo-zorgaanbod waarvoor gemeenten verantwoordelijkheid dragen. Het decentrale systeem biedt de mogelijkheid om meer maatwerk op regionaal/lokaal niveau te leveren. Tevens is uit een onderzoek naar de financiering en governance van het CSG naar voren gekomen dat, zowel op financieel gebied als in de uitvoering van hulpverlening aan slachtoffers, regionale verschillen zijn.8 De regionale centra zijn netwerkorganisaties (geen separate entiteiten) en zoveel mogelijk ingebed in regionale/lokale structuren. Uit ditzelfde onderzoek is een aanbeveling opgenomen voor het overwegen van alternatieve inkoopvormen, zoals meerjarig commitment, waarmee het verder vooruitdenken en plannen van het CSG wordt gefaciliteerd. Hierover worden op dit moment ook gesprekken gevoerd tussen de VNG en het CSG.
Snelle doorverwijzing naar het CSG
Slachtoffers die zich melden bij de politie zouden volgens de initiatiefnemer automatisch en digitaal moeten worden doorverwezen naar het CSG. De initiatiefnemer verzoekt de regering dit te regelen. Dit verzoek sluit aan bij de motie van 3 november 2021 waarin initiatiefnemer pleit voor één multidisciplinaire landelijke centrale entree voor slachtoffers van seksueel geweld.9
De multidisciplinaire werkwijze van het CSG is met name bij recent misbruik (binnen zeven dagen) effectief. Sporen van de verdachte op of in het lichaam van het slachtoffer kunnen worden veiliggesteld, met medicatie kan een zwangerschap of besmetting met een SOA worden voorkomen en met «watchful waiting» neemt posttraumatische stress af. Ook is de pakkans voor de politie groter. Hoe sneller, hoe beter dus.
Kabinetsreactie
Het CSG is een netwerkorganisatie waarbinnen de expertises vanuit de zorg, de politie en forensische hulp samen komen en de samenwerkingsorganisatie is daarbij afhankelijk van de inzet van de daaraan verbonden organisaties. In het eerdergenoemde onderzoek naar de governance van het CSG zijn aanbevelingen gedaan hoe de netwerksamenwerking verstevigd kan worden.
Het kabinet onderschrijft dat het van groot belang is dat goede hulp voor alle slachtoffers die daar behoefte aan hebben ook goed bereikbaar is. Daarom wordt op dit moment in opdracht van VWS en JenV een onderzoek uitgevoerd naar laagdrempelige hulpdiensten, dat inzicht moet geven in hoe het nu is georganiseerd, of meldpunten goed te vinden zijn en of ze datgene doen en bieden waar slachtoffers behoefte aan hebben.
Vooral de behoefte van slachtoffers, als het gaat om het doen van een melding, acht het kabinet van groot belang om mee te wegen bij het antwoord op de vraag of een centraal loket toegevoegde waarde heeft en voor betere hulp aan slachtoffers van seksueel geweld kan zorgen. Het kabinet wacht de uitkomsten van het onderzoek, die eind 2022 verwacht worden daarom af. Samen met de VNG gaan VWS en JenV in gesprek met belangrijke stakeholders over wat de opbrengsten van het onderzoek betekenen voor de inrichting van het laagdrempelig hulplandschap.
Naamsbekendheid meldnummer CSG vergroten
De initiatiefnemer pleit voor een landelijke overheidscampagne waarin wordt gewezen op het gratis nummer van CSG, met specifieke aandacht voor jongeren.
Het CSG is een landelijk dekkend netwerk van zestien centra met toegang door het gratis 24/7 beschikbaar telefoonnummer (0800-0188). Al in de beginjaren van het CSG is via verschillende campagnes getracht om het telefoonnummer landelijke bekendheid te geven. Een aanbeveling naar aanleiding van het effectonderzoek van de campagne «Wat kan mij helpen», die van 2019 tot en met 2021 liep, was om vervolgcampagnes te blijven inrichten, met name gericht op de doelgroep 14-40 jaar.
Kabinetsreactie
Het is aan gemeenten en het CSG om ervoor te zorgen dat zij als organisatie bekend zijn bij het brede publiek. Het LCSG krijgt middelen van gemeente Utrecht via de SPUK Huiselijk Geweld. Hiermee kunnen ze ook PR en communicatie bekostigen. Het is belangrijk om slachtoffers te motiveren, dat als zij seksueel grensoverschrijdend gedrag of seksueel geweld meemaken - liefst zo snel mogelijk - hulp zoeken en dat die hulp hen echt iets kan opleveren. JenV heeft hier al in bovengenoemde meerjarige campagne «Wat kan mij helpen» de aandacht op gevestigd. In het kader van het nationaal actieprogramma zijn ook campagnes voorzien om slachtoffers te wijzen waar zij terecht kunnen voor hulp.
2.3 Effectieve aanpak en erkenning achteraf
De initiatiefnemer is verheugd dat voor wat betreft seksuele misdrijven, een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin de definitie van de seksuele misdrijven aanranding en verkrachting verruimd wordt. Desondanks waarschuwt zij dat dit wetsvoorstel alleen effect zal sorteren als de gehele strafrechtketen op het gebied van seksueel geweld goed functioneert. Daarnaast dient verder gekeken te worden dan alleen het strafrecht om erkenning voor slachtoffers te bewerkstelligen en plegers met hun daden te confronteren. De initiatiefnemer doet daarom de volgende voorstellen.
Versnelde doorloop zedenzaken
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet te onderzoeken hoe het werk van de zedenpolitie structureel aantrekkelijker kan worden gemaakt en daarvoor in ieder geval de aanpak van het zedenteam in Midden-Nederland in kaart te brengen, te analyseren door welke factoren het aantal zedenzaken daar slinkt en deze factoren te betrekken in een landelijke aanpak.
De initiatiefnemer ziet dat er werk is gemaakt van de verbeterpunten die de Inspectie JenV met betrekking tot de politie formuleerde in het rapport «Verschillende Perspectieven».10 Bovendien wordt er, met dank aan de motie Klaver c.s., structureel vijftien miljoen extra geïnvesteerd in de zedenpolitie, forensisch onderzoek en de opleiding van zedenrechercheurs. Helaas kampt de zedenrecherche alsnog met grote tekorten, waardoor het aantal zedenzaken dat de politie, het OM en de rechtspraak binnen de afgesproken tijd behandelen ver onder de gestelde norm ligt.
Kabinetsreactie
Het kabinet onderschrijft de wenselijkheid om capaciteit in de strafrechtketen, waaronder bij de politie duurzaam in te zetten en de doorlooptijden in zedenzaken in de strafrechtketen te verkorten. Daartoe zijn recent belangrijke stappen gezet om tot structurele verbetering te komen. Zo heb ik de Kamer op 4 november jl. het Actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken aangeboden, dat een aantal actielijnen bevat.11 Elk van deze actielijnen beoogt bij te dragen aan het verkorten van de doorlooptijden in de strafrechtketen, maar staat ook ten dienste aan de bredere doelstelling van het actieplan om de aanpak van zedenzaken door de organisaties uit de strafrechtketen te verbeteren en verder te professionaliseren.
Ten aanzien van de werving van de capaciteit voor de zedenaanpak geldt dat de werving bij de politie vanuit de Klavergelden op schema loopt.12 De functies voor de zedenaanpak bij de politie zijn uit de beschikbaar gestelde tranches nagenoeg ingevuld. Eind 2023 zal dit zijn afgerond. Hiermee wordt recht gedaan aan de oproep van lid Van der Werf c.s. om de capaciteitsproblemen bij de zedenrecherche op te lossen13.Het opnieuw ontstaan van vacatures houdt voor een belangrijk deel verband met de algemene problematiek met het natuurlijk verloop en de belemmeringen in de huidige arbeidsmarkt. Het kabinet werkt hard aan het verbeteren van doorlooptijden in zedenzaken, en zal dit blijven doen.
Met betrekking tot de analyse van de werkwijze in de eenheid Midden Nederland geldt dat de politie alle alternatieven die er zijn om de werkwijze van de landelijke aanpak van zedenzaken verder te professionaliseren meeneemt om de beschikbare capaciteit zo effectief als mogelijk in te zetten. De alternatieven zijn een meer multidisciplinaire aanpak van zedenzaken, verbetering van de samenwerking in de strafrechtketen en relevant netwerk over de aanpak van zedenzaken en in sommige gevallen leveren van tijdelijke bijstand van bijvoorbeeld andere recherche disciplines.
Verjaring
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet te onderzoeken of de verjaringstermijnen die worden opgenomen in de nieuwe wet seksuele misdrijven aangepast dienen te worden voor de groep slachtoffers van seksueel geweld, aangezien zij vaak pas na lange tijd naar buiten durven komen met hun verhaal.
Op dit moment geldt voor verkrachting geen verjaringstermijn. In het wetsvoorstel seksuele misdrijven worden echter vormen van verkrachting onderscheiden (zoals «schuldverkrachting») die wel kunnen verjaren.
Kabinetsreactie
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 10 november 2022 (Kamerstuk 36 222, nr. 5) verslag uitgebracht bij het wetsvoorstel seksuele misdrijven. Net als deze initiatiefnota bevat ook dit verslag vragen over de ondergrens voor het niet verjaren van seksuele misdrijven. De wettelijke verjaringssystematiek is gebaseerd op een zekere mate van evenredigheid tussen de verjaringstermijn en de strafhoogte. Binnen die systematiek wil ik zoveel mogelijk recht doen aan het belang van slachtoffers om seksueel geweld ook geruime tijd na het plaatsvinden daarvan nog te kunnen vervolgen en bestraffen. Tegen de achtergrond hiervan zal en zoals verzocht door initiatiefnemer, zal ik onderzoeken of de voorgestelde verjaringsregeling voor seksuele misdrijven bijstelling behoeft.
Herstelbemiddeling
De initiatiefnemer verzoekt het kabinet daarnaast om met het CSG, het OM en de rechtspraak in gesprek te gaan over het beter informeren van slachtoffers van zedenzaken over de mogelijkheid van herstelbemiddeling.
De initiatiefnemer constateert namelijk dat een te eenzijdige focus op het strafrecht frustratie voor het slachtoffer kan meebrengen. Bijvoorbeeld in zaken waarbij dader en slachtoffer bekenden zijn van elkaar, omdat ze familie zijn of collega's. Ze zullen elkaar dan weer tegenkomen en moeten met elkaar verder. In dit situaties kan herstelbemiddeling, veel voor het slachtoffer kunnen betekenen. Daarom moet bekendheid en toeleiding hiervan worden vergroot.
Kabinetsreactie
Zoals boven aangegeven heeft uw Kamer het actieplan versterken ketenaanpak zedenzaken onlangs ontvangen. In het kader van dit actieplan wordt een project op korte termijn gestart rond «Betekenisvolle interventies in Zedenzaken». In dit verband wordt in lijn met de strekking van het voorstel van de initiatiefnemer, bezien of - indien een slachtoffer dat wenst - breder gebruik van herstelrecht kan worden gemaakt. De positie van het slachtoffer staat daarin altijd centraal.
Duurzame erkenning
De initiatiefnemer «verzoekt de regering het gesprek in de samenleving over seksueel gedrag en seksueel geweld te faciliteren en slachtoffers daarbij te erkennen en serieus te nemen.»
Slachtoffers voelen zich vaak onvoldoende erkend bij de behandeling van hun zaak. Maar gebrek aan erkenning wordt ook breder in de maatschappij, los van de strafrechtelijke procedure, ervaren. We moeten met elkaar tot een cultuuromslag komen waardoor we structureel en proactief meer over seksualiteit gaan praten.
Kabinetsreactie
Aan dit verzoek wordt voldaan. In het kader van het nationaal actieprogramma wordt op diverse manieren recht gedaan aan deze wens. Zo is dit een expliciet onderdeel van de opdracht van de regeringscommissaris Mariëtte Hamer die het gesprek met de samenleving faciliteert (bijvoorbeeld door het organiseren van expertsessies) en zelf ook veelvuldig spreekt met slachtoffers. Het nationaal actieprogramma zal ook qua toon en opmaak veel aandacht kennen voor slachtoffers. Belangrijk is om aandacht te geven aan victim blaming en hoe we dit als maatschappij kunnen tegengaan. Dit bijvoorbeeld door passend te reageren wanneer iemand iets is overkomen. Hierdoor zullen slachtoffers zich ook meer erkend voelen.
Zoals uit deze reactie op de initiatiefnota blijkt, is het kabinet het met de initiatiefnemer eens dat de onderwerpen seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld urgent zijn en met prioriteit moeten worden opgepakt. Dat doet dit kabinet met verscheidene trajecten die vanuit verschillende departementen zijn gestart en met het nationaal actieprogramma waar dit kabinet, samen met de veldpartijen en de regeringscommissaris Mariëtte Hamer aan werkt. Het kabinet wil de komende jaren met deze brede aanpak het verschil maken. Het kabinet bedankt de initiatiefnemer voor haar initiatiefnota en de concrete voorstellen die zij hierin heeft gedaan. Deze zullen (deels) bij de verdere uitwerking van het nationaal actieprogramma worden betrokken. Het kabinet nodigt de initiatiefnemer ook uit om samen aan dit belangrijk vraagstuk te blijven werken, om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld effectief te bestrijden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
-
D.Yesilgöz-Zegerius
Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 36 234, nr. 3 11
Kamerstuk 34 843, nr. 58.
Kamerstuk 34 843, nr. 58.
Kamerstuk 34 843, nr. 50; Kamerstuk 35 925, nr. 13.
Helpwanted.nl.
Kamerstuk 34 602, nr. 3.
Rutgers Expertisecentrum Seksualiteit, «Manifest voor betere seksuele vorming», 2022.
Kamerstuk 31 293, nr. 653.
Bijlage bij Kamerstukken 28 345 en 31 015, nr. 236.
Kamerstuk 31 015, nr. 230.
Kamerstuk 34 843, nr. 42.
Kamerstuk 34 843, nr. 63.
Kamerstuk 29 628, nr. 1127.
Kamerstuk 31 015, nr. 246.
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.