Wetgeving kabinet-Rutte II (2012-2017)

Source: Parlement.com.

2012

  • Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector. Norm voor het maximumsalaris in de publieke sector is 130 procent van een ministerssalaris.

2013

  • Wet financiering politieke partijen. Deze wet regelt de subsidiëring en het toezicht op de financiën van politieke partijen. Anonieme giften aan politieke partijen zijn slechts tot € 1000 mogelijk. Daarboven moeten partijen giften registreren, en giften boven de € 4500 openbaar maken met naam en woonplaats van de gever. Er komt een Commissie toezicht financiën politieke partijen. De Wet subsidiëring politieke partijen wordt ingetrokken.
  • Wet herziening ten nadele. Hierdoor wordt in het Wetboek van Strafvordering een regeling opgenomen waardoor het mogelijk wordt onherroepelijke uitspraken van een strafrechter bij ernstige misdrijven (feitelijk alleen moord) ten nadele van de gewezen verdachte te herzien. Herziening geschiedt op initiatief van het College van procureurs-generaal en is alleen toegestaan als de rechter-commissaris een nader onderzoek in de afgelopen zaak is gestart waarin nieuw bewijs aan het licht is gekomen.
  • Wet modernisering stelsel landelijke publieke omroep. Hierdoor moet er grotere doelmatigheid komen in het bestaande stelsel van publieke omroep om zo bezuinigingen te bereiken. De doelmatigheid moet worden gerealiseerd door onder meer fusie van publieke omroepverenigingen, betere samenwerking en een daarbij passende budgetsystematiek.
  • Invoering adolescentenstrafrecht (berechting en bestraffing van jeugdigden en jongvolwassenen van 15 tot 23 jaar). Het wordt mogelijk een sanctie uit het gewone strafrecht toe te passen bij een minderjarige en een sanctie uit het pedagogische sanctiepakket van het jeugdstrafrecht bij een jongvolwassenen.
  • Wet houdbare overheidsfinanciën. Deze legt vast dat er doelgericht moet worden gestreefd naar houdbare financiën van de collectieve sector in nationaal en Europees verband. Het trendmatige begrotingsbeleid wordt wettelijk vastgelegd, met een nationaal en internationaal genormeerd EMU-tekort. Ook decentrale overheden moeten een gelijkwaardige inspanning leveren bij het respecteren van de normen.

2014

  • Invoering centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs. Hierdoor komt er een verplichte centrale eindtoets in het basisonderwijs voor Nederlandse taal en voor rekenen-wiskunde. Alle scholen in het primair onderwijs moeten gebruik gaan maken van een leerling- en onderwijsvolgsysteem waarmee de ontwikkeling van iedere leerling afzonderlijk en van de school als geheel worden gevolgd. Er kunnen ook centrale eindtoetsen worden afgenomen voor geschiedenis, aardrijkskunde en natuur/biologie).
  • Een nieuwe Jeugdwet moet het jeugdstelsel door decentralisatie eenvoudiger, efficiënter en effectiever maken. De verantwoordelijkheid voor alle ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden komt bij de gemeenten. Door intensivering van de preventie en ambulante jeugdhulp moet complexere (en duurdere) hulp worden voorkomen. Er wordt een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening).
  • Wet werk en zekerheid regelt de positie van flexwerkers, het ontslagrecht en de werkloosheidsregelingen. De rechtspositie van flexwerkers wordt verbeterd door een aantal maatregelen die het oneigenlijk en langdurig gebruik van flexibele arbeidsrelaties moeten ontmoedigen. Werkgevers moeten er sneller toe overgaan werknemers met een tijdelijk arbeidscontract in vaste dienst te nemen. De bestaande ontslagroutes via het Uitvoeringsinstituut werk en inkomen (UWV) en de kantonrechter blijven in stand, maar dwingend wordt voorgeschreven in welke gevallen welke ontslagroute moet worden gevolgd. Verder wordt de ontslagvergoeding omgevormd tot een transitievergoeding. Deze is bedoeld als compensatie voor het ontslag en om de overgang naar nieuw werk te vergemakkelijken. De maximale duur van de WW wordt verkort en de werkloosheidsuitkeringen worden 'activerender' gemaakt voor het aanvaarden van werk.
  • Invoeringswet Participatiewet. Deze wet voegt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Doel van de wet is eenvoudiger toe- of herintreden tot de arbeidsmarkt en vermindering van bureaucratie en regeldruk. Er komen werkbedrijven in de 35 arbeidsmarktregio's, waarin sociale partners samenwerken. De uitvoering van de wet komt bij de gemeenten. De Wet Werk en bijstand gaat Participatiewet heten, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt 'Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten'.
  • Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Gemeenten worden volledig verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning van hun inwoners. Zij moeten zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen ondersteunen. Die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven. Als dat nodig is, voorziet de gemeente in de behoefte aan beschermd wonen en opvang.
  • Wet langdurige zorg (WLZ). Deze wet vervangt de AWBZ en heeft een beperkter reikwijdte dan die wet. De WLZ biedt een verzekering tegen langdurige zorg in verpleeghuis, verzorgingshuis of inrichting voor gehandicapten. Aanspraak op vergoeding van kosten wordt bepaald op basis van een inidcatiebesluit van het Centrum Indiicatiestelling Zorg. De betaalde premies komen in een Fonds langdurige zorg dat wordt beheerd door Zorginstituut Nederland. Het Rijk kan het fonds aanvullen. Verzekeraars dienen een aparte juridische entiteit op te richten voor de uitvoering van de Wlz. Er komen instrumenten om verzekeraars te stimuleren de wet doelmatig uit te voeren. Het toezicht door de NZa wordt verscherpt.
  • Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen. Door wijziging van de pensioenwetgeving worden pensioenfondsen in staat gesteld financiële schokken gespreid in de tijd te verwerken. Het FTK biedt voor pensioenfondsen ruimte voor een beleggingsbeleid dat past bij het realiseren van een voorwaardelijk geïndexeerd pensioen. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat te snel wordt overgegaan tot indexatie.
  • Afschaffing van de plusregio's. Er komt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven stedelijke regio's. Hiermee wordt teruggekeerd naar twee bestuurlijke niveaus (gemeenten en provincies).
  • Wet verlaging bezoldigingsmaximum topfunctionarissen. Topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector mogen nog maximaal 100 procent in plaats van 130 procent van een ministerssalaris verdienen. Ook de normering voor interne toezichthouders en interim-topfunctionarissen wordt aangepast.

2015

  • Wet studievoorschot hoger onderwijs. Hiermee wordt de basisbeurs in het onderwijs vervangen door een sociaal leenstelsel. Studenten kunnen tegen een voordelige rente lenen en moeten na hun afstuderen tot maximaal vier procent van hun meerinkomen gebruiken om af te lossen. Oud-studenten met minimumloon of minder hoeven niet terug te betalen. De terugbetaaltermijn is 35 jaar. De aanvullende beurs voor ouders met een laag inkomen wordt verhoogd.
  • Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting. De rol van corporaties bij de uitvoering van de gemeentelijke taak op het gebied van huisvesting in de sociale huursector en het maatschappelijk vastgoed wordt onderstreept. Het financieel toezicht gaat over van het Centraal Fonds Volkshuisvesting naar een nieuwe Autoriteit woningcorporaties. De minister houdt toezicht op het ondernemingsbestuur, integriteit en prestaties van de corporaties.
  • Wet windenergie op zee. Er komt een integraal wettelijk stelsel voor de aanwijzing van geschikte locaties voor windparken op zee en de uitgifte van vergunningen van de bouw en exploitatie van deze windparken. De locaties (kavels) worden aangegeven in een kavelbesluit en moeten vallen binnen in het nationaal waterplan aangewezen kavels. In het kavelbesluit worden voorts regels gesteld over bouw, exploitatie en voorwaarden van de windparken.

2016

  • Wet natuurbescherming. Deze voegt de Natuurbeschermingswet 1988, Flora- en Faunawet en Boswet samen in één nieuwe wet. De wet regelt de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en planten- en diersoorten en bevat onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden. Uitgangspunt is de Europese regelgeving, die een hoger beschermingsniveau kent dan de bestaande nationale wetgeving. Taken en verantwoordelijkheden op het gebied van bescherming komen zoveel mogelijk bij provincies.
  • Alle ruimtelijke regelingen gebundeld in één Omgevingswet. Daarmee komt er één samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures op ruimtelijk gebied. Dat moet de mogelijkheden voor een integraal beleid vergroten, evenals een betere bruikbaarheid van het omgevingsrecht. Daarnaast wordt beoogd tot een substantiële vereenvoudiging in het omgevingsrecht te komen. Plannen en vergunningen worden zo veel mogelijk gebundeld, procedures worden sneller. Naar schatting 50.000 bestemmingsplannen en beheersverordeningen worden circa 400 omgevingsplannen. De wet komt in plaats van 26 wetten, waaronder de Onteigeningswet, de Tracéwet, de Wegenwet, de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet bodembescherming, de Wet natuurbescherming, de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening, alsmede delen van de Monumentenwet en de Woningwet.

2017

  • Nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De wet is vanwege technologische ontwikkelingen en de kans op cyberaanvallen gemoderniseerd. Onderzoek naar kabelgebonden telecommunicatie wordt mogelijk. Door toetsing vooraf wordt de inzet van bevoegdheden door diensten gewaarborgd. Er komt een Toetsingscommissie inzet bevoegdheden. De bestaande CTIVD kan klachten van burgers zelfstandig beoordelen.