Brief van de minister van J&V over de oorlogshandelingen van Nederland in Indonesië - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

Deze brief is onder nr. AO toegevoegd aan wetsvoorstel 35925 VI - Vaststelling begroting Justitie en Veiligheid 2022 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022; Brief van de minister van J&V over de oorlogshandelingen van Nederland in Indonesië
Document date 26-06-2024
Publication date 26-06-2024
Nummer KST1149883
Reference 35925 VI, nr. AO
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2023-2024

 

35 925 VI

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van

Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2022

AO

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 25 juni 2024

Tijdens de commissievergadering BIZA van 27 februari 2024 is de toezegging T03470 besproken. Daar is gebleken dat er nog enkele vragen open stonden naar aanleiding van het debat over de Staat van de Rechtsstaat. Mijn excuses voor de vertraging van de beantwoording. Hierbij ontvangt u in de bijlage, mede namens de Minister van Defensie en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, alsnog de antwoorden op de nog openstaande vragen. In de hoop u hiermee voldoende

 

geïnformeerd te

hebben.

De Minister van

Justitie en Veiligheid,

  • D. 
    Ye§ilgöz-Zegerius

Vraag 1:

Zijn alle archiefstukken van de overheid die betrekking hebben op de oorlogshandelingen van Nederland in Indonesië in de periode waarop het rapport 'Over de grens' betrekking heeft, inmiddels openbaar toegankelijk?

Vraag 2:

Zo nee, is de regering bereid die toegankelijkheid te realiseren?

Antwoord vraag 1 en 2:

Het overgrote deel van de relevante archiefbronnen bevindt zich in het Nationaal Archief. De Algemeen Rijksarchivaris ressorterend onder OCW gaat daarmee over de directe toegankelijkheid. Los daarvan zijn vrijwel alle archiefbronnen van de overheid openbaar. Slechts een klein deel van de bronnen is beperkt openbaar, bijvoorbeeld omdat ze persoonsvertrouwelijk zijn. Ook deze archiefstukken kunnen echter worden ingezien, zij het met de nodige restricties voor onderzoekers. Ze mogen bijvoorbeeld niet worden gefotografeerd of gekopieerd. Omdat de beperkingen maximaal 75 jaar gelden, neemt het aantal 'beperkt openbare stukken' af. Zo zijn aan het begin van dit jaar alle beperkt openbare stukken uit 1947 openbaar geworden. Gezien het feit dat de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog tot 1949 duurde, zullen de komende twee jaar vrijwel alle dossiers volledig openbaar worden. Overigens zetten belangrijke archief- en onderzoeksinstellingen als het Nationaal Archief,

NIOD en NIMH ook grote stappen in de digitalisering van hun collecties, wat de toegangsdrempel tot desbetreffende stukken nog verder verlaagd.

Vraag 3:

Is de minister bereid om een commissie van gezaghebbende juristen in te stellen die tot taak krijgt om op grond van het tot op heden beschikbare feitenmateriaal te beoordelen of kapitein Westerling, diens ondergeschikten en diens superieuren zich tijdens het militaire optreden schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten?

Antwoord:

Een onderzoek door een commissie van gezaghebbende juristen zal nergens toe leiden omdat vervolging hoe dan ook niet mogelijk is. Het rechtsbeginsel van verjaring in het strafrecht is hier van doorslaggevend belang.

Voor het kabinet is het essentieel dat er met de resultaten van het grootschalige onderzoeksprogramma 'Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950' (Kamerstuk 26049-92 van 17 februari 2022) recht wordt gedaan aan een bewogen periode in de geschiedenis van Nederland en Indonesië en dat met elkaar vooruit kan worden gekeken.

Vraag 4:

Is de minister bereid stappen te zetten om wettelijk eerherstel te verlenen aan de dienstplichtige militairen die veroordeeld zijn wegens dienstweigering of desertie, gepleegd tussen 15 augustus 1945 en 31 december 1949? Geeft het gedrag van deze Indiëweigeraars en deserteurs niet eerder grond voor lof dan voor straf, omdat zij aan de goede kant van de geschiedenis stonden?

Antwoord:

Met de tweede kabinetsreactie op het onderzoeksprogramma 'Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950' (Kamerstuk 26049-98 van 14 december 2022) biedt het kabinet de mogelijkheid voor de rehabilitatie van bepaalde groepen dienst- en bevelweigeraars op basis van een verificatieonderzoek uitgevoerd door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Dit instituut vraagt bij de aanvrager de benodigde gegevens op en onderzoekt deze ter verificatie. Het kabinet heeft in de tweede kabinetsreactie toegezegd dat waar de uitkomst van het verificatieonderzoek daar aanleiding toe geeft, een passende vorm van rehabilitatie onverwijld zal volgen.

Vraag 5:

Naar aanleiding van een strafklacht die op 12 januari 2012 is ingediend door Pondaag met betrekking tot misdrijven begaan door Nederlandse militairen is toen besloten niet te vervolgen met een beroep op verjaring. Is de minister het met mij eens dat ten onrechte een beroep op strafrechtelijke verjaring is gedaan? Is de minister het met mij eens dat door het geheimhouden van de rapportage van Van Rij en Stam en door na te laten de Kamer te informeren omtrent de inhoud van de adviezen van Belinfante en Kazemier over de strafbaarheid van het handelen van Westerling, de regering onrechtmatig heeft gehandeld tegenover gedupeerden van dat handelen en voorts de grondwettelijke informatieplicht tegenover het parlement heeft geschonden?

Antwoord:

Verjaring vervult in het strafrecht een fundamentele rol in het kader van rechtszekerheid. Hoewel sommige misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, thans niet meer verjaren, is het niet mogelijk om verjaring met terugwerkende kracht op te heffen voor feiten die inmiddels al zijn verjaard. Het beroep op strafrechtelijke verjaring is dus terecht gedaan.

Het in 1954 genomen kabinetsbesluit om de genoemde rapportage(s) en adviezen niet openbaar te maken, was een politieke keuze van destijds waarover door de historici van het onderzoeksprogramma 'Onafhankelijkheid, Dekolonisatie, Geweld en Oorlog in Indonesië, 1945-1950' kritisch is geoordeeld. Een uitspraak van de toenmalige minister-president Drees, dat hij het rapport van Van Rij en Stam inzake Sulawesi wel degelijk openbaar had willen maken, wordt in het rapport 'Over de grens' getypeerd als “bezijden de waarheid" (pag. 423). Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe dat het archief van Van Rij en Stam in 1986 is overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief (het huidige Nationaal Archief) en sinds die tijd raadpleegbaar is voor onderzoekers.

Het vellen van een oordeel over onrechtmatigheid tegen gedupeerden is niet aan het kabinet maar aan de rechter. Uiteraard is het wel zo dat wanneer Kamerleden een vraag stellen aan het kabinet, het kabinet de plicht heeft om de Kamer van antwoord te voorzien tenzij het in strijd is met het belang van de staat. Deze plicht vloeit voort uit artikel 68 van de Grondwet. Ik zie echter niet in hoe er in onderhavig geval sprake van schending van de informatieplicht zou kunnen zijn.

Vraag 6:

Kan de minister reflecteren op de vraag in hoeverre het met gebruik van Nederlandse wetgeving faciliteren van een groep die internationaal wordt aangeduid als kleptocraten, bijdraagt aan de ondermijning van de rechtsorde?

Vraag 7:

Als de minister die opvatting deelt, is de minister dan bereid een plan van aanpak te maken om het openen van brievenbusfirma's die dit faciliteren, strafbaar te stellen?

Antwoord vraag 6 en 7:

Wanneer er wetten overtreden worden, dan kan de verantwoordelijk toezichthouder of het Openbaar Ministerie daar tegen optreden. In het debat destijds heb ik aangegeven het gesignaleerde onderwerp te zien als onderdeel van de aanpak van witwassen. Daar trekt het ministerie van Justitie en Veiligheid nauw samen op met het ministerie van Financiën. Voor de inzet op witwassen, verwijs ik graag naar de Beleidsagenda aanpak witwassen van september 2022, en de voortgangsbrief daarover uit mei 2023. Die voortgangsbrief is overigens door de Tweede Kamer controversieel verklaard.

Vraag 8:

Kan de minister reflecteren op de vraag of een plicht om maatregelen te nemen om de voedselcrisis tegen te gaan en om superrijken aan te pakken, niet alleen als een morele, maar ook als een rechtsplicht zou moeten worden aangemerkt?

Vraag 9:

Als dat het geval is, kan de minister dan reflecteren op de termijn en de wijze waarop dat vorm zou kunnen krijgen?

Antwoord vraag 8 en 9:

Het recht op voedsel is een mensenrecht erkend in o.a. het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR), waar Nederland partij bij is. Meer concreet betekent dit dat Nederland een inspanningsverplichting heeft om zelf of in verband met andere landen passende maatregelen te ondernemen om dit recht zoveel mogelijk te verwezenlijken. Nederland neemt actief stappen richting voedselzekerheid, zoals aangegeven in de Kamerbrief "Stappenplan mondiale voedselzekerheid" van 23 december 2022. Hierin wordt beschreven hoe Nederland zich inzet voor het aanpakken van voedselcrises, blijft streven naar het behalen van SDG 2: Zero Hunger, en tegelijkertijd werkt aan het versterken van de veerkracht van voedselsystemen.

4


 
 
 

3.

More information

 

4.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.