Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten - Wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn) - Main contents
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. AE toegevoegd aan dossier 29383 - Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu en wetsvoorstel 34287 - Implementatie van richtlijn 2014/52/EU betreffende herziening van de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten i.
Officiële titel | Wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn); Verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van I&W over ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten |
---|---|
Document date | 30-10-2024 |
Publication date | 30-10-2024 |
Nummer | KST1167651 |
Reference | 34287; 29383, nr. AE |
External link | original article |
Original document in PDF |
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
34 287
Wijziging van de Wet milieubeheer en de Crisis- en herstelwet in verband met de uitvoering van Richtlijn 2014/52 i/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/92 i/EU betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PbEU 2014, L 124) (implementatie herziening mer-richtlijn)
29 383
Regelgeving Ruimtelijke Ordening en Milieu
AE1
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 oktober 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hadden kennisgenomen van de brief van de toenmalige minister van Infrastructuur en Waterstaat van 20 juni 20242 waarbij de Kamer het onderzoek naar oorzaken van het ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten was aangeboden.
Naar aanleiding hiervan is op 18 september 2024 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - Openbaar Vervoer en Milieu.
De minister heeft op 22 oktober 2024 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening3,
Dragstra
1 De letters AE hebben alleen betrekking op 34 287.
2 Kamerstukken I 2023/24, 34 287/29 383, AD.
3 Samenstelling:
Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD),
Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING
Aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - Openbaar Vervoer en Milieu
Den Haag, 18 september 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de toenmalige minister van Infrastructuur en Waterstaat van 20 juni 20241 waarbij de Kamer het onderzoek naar oorzaken van het ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten is aangeboden. De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL wensen de regering naar aanleiding hiervan gezamenlijk enkele vragen te stellen. De leden van de fractie van de SGP hebben met interesse kennisgenomen van bedoelde brief en het rapport 'Onderzoek naar oorzaken van het ontbreken van essentiële informatie in milieueffectrapporten' van Royal HaskoningDHV en hebben de regering eveneens enkele vragen te stellen.
De leden van de fractie van de BBB sluiten zich bij de door de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL gestelde vragen 2, 5 en 6 aan. De leden van de fracties van D66, de ChristenUnie, de PvdD en Volt sluiten zich bij de door de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL gestelde vragen aan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL leggen de regering de volgende vragen voor.
-
1.De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL merken op dat de complexiteit van milieueffectrapporten een belangrijke oorzaak is voor het ontbreken van essentiële informatie in deze rapporten. Is de regering het met genoemde leden eens dat het wenselijk is om de last van de complexiteit zo veel mogelijk weg te nemen?
-
2.De leden van de genoemde fracties constateren dat de adviezen die de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) aanreikt al onderdeel zijn van de huidige praktijk. Welke mogelijkheden ziet de regering om een milieueffectrapport (MER) te vereenvoudigen zonder dat de kwaliteit van de MER achteruitgaat? Is het bijvoorbeeld mogelijk om bepaalde thema's te standaardiseren of te voorzien van een landelijk dekkende kennisdatabank waaruit gemeenten of provincies alleen de informatie ten behoeve van de MER behoeven op te halen zonder deze zelf op te stellen? Zo nee, heeft de regering andere ideeën om de complexiteit weg te nemen?
-
3.Een andere belangrijke oorzaak van het ontbreken van essentiële informatie is het bestaan van verschil van inzicht tussen de Commissie mer en het bevoegd gezag, aldus de leden van de genoemde fracties. Op welke wijze is de regering voornemens om dit resultaat van het onderzoek op te volgen? Welke stappen is de regering van plan om te zetten?
-
4.De leden van de genoemde fracties wijzen erop dat de beschikbare tijd voor de mer-procedure door meerdere respondenten als onvoldoende wordt ervaren. De oorzaak hiervan is onder andere dat op bestuurlijk niveau al besloten kan zijn welke richting het bevoegd gezag op wil. Dit terwijl - zoals het onderzoek zelf ook aangeeft - het doel van de mer is om het milieubelang volwaardig mee te laten bewegen bij de vaststelling van plannen en besluiten van de overheid. Is de regering het met genoemde leden eens dat het wenselijk is dit knelpunt op te lossen? Zo ja, op welke wijze is de regering voornemens om dit doen? Zo nee, waarom niet?
-
5.De leden van de genoemde fracties merken tot slot op dat andere belangrijke knelpunten tijd en capaciteit zijn. Is de regering bereid om de capaciteit van kenniswerkers op het gebied van de mer bij gemeentelijke en provinciale overheden te versterken? Zo ja, hoe ziet de regering dit? Zo nee, ziet de regering andere mogelijkheden?
-
6.Wat vindt de regering van het idee van de Basis-mer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de fractie van de SGP merken op dat de aanleiding van het aangeboden rapport is gelegen in het gegeven dat in veel milieueffectrapporten essentiële informatie ontbreekt. De leden van de fractie van de SGP zijn verheugd over de constructieve en oplossingsgerichte houding van de regering. In de aanbiedingsbrief gaat de regering echter niet in op een belangrijke constatering, namelijk dat de procedure voor een milieueffectrapportage door een te late start en tijdsdruk onvoldoende een rol kan spelen bij de alternatievenvorming. Vanwege eerdere bestuurlijke besluitvorming is essentiële informatie al getrechterd, terwijl die essentiële informatie via alternatieven en effectbeoordeling onderbouwd moet worden.2 Voorgaande geeft de leden van de fractie van de SGP aanleiding voor de volgende vragen aan de regering.
-
1.Welke mogelijkheden ziet de regering om het besluitvormingsproces zo in te richten dat alternatievenvorming en effectbeoordeling plaatsvinden voordat de bestuurlijke besluitvorming plaatsvindt?
-
2.In de aan de orde zijnde brief benoemt de regering de tijdsdruk waaronder een milieueffectenrapport wordt opgesteld. Is de regering het met de leden van de fractie van de SGP eens dat extra inhoudelijke ondersteuning hierin mogelijk juist averechts zou kunnen werken, omdat het bieden van extra ondersteuning tijd in beslag zal nemen terwijl het juist ontbreekt aan tijd?
-
3.De leden van de fractie van de SGP vragen de regering of zij heeft onderzocht op welke wijzen de besluitvormingsprocedures kunnen worden aangepast om meer ruimte te geven aan het opstellen van milieueffectenrapporten, zonder dat dit een te grote impact heeft op de belangen van de stakeholders. Kan dit door bijvoorbeeld extra ruimte in de wettelijke termijnen in te bouwen?
-
4.Welke maatregelen kan de regering nemen om de tijdsdruk te verminderen?
-
5.Welke maatregelen kan de regering treffen om de bevoegde gezagen meer in positie te brengen om adequate milieueffectenrapporten te verzoeken en te beoordelen?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en zij verzoeken u deze uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze brief te mogen ontvangen.
-
E.Kemperman
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT - OPENBAAR VERVOER EN MILIEU
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaat Den Haag, 22 oktober 2024
Hierbij doe ik u de beantwoording toekomen op uw vragen van 18 september jt. met kenmerk 175465U over het ontbreken van essentiële informatie in mitieueffectrapporten.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat - Openbaar Vervoer en Milieu,
C.A. Jansen
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL
-
1.De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL merken op dat de complexiteit van milieueffectrapporten een belangrijke oorzaak is voor het ontbreken van essentiële informatie in deze rapporten. Is de regering het met genoemde leden eens dat het wenselijk is om de last van de complexiteit zo veel mogelijk weg te nemen?
Antwoord:
De complexiteit van milieueffectrapporten staat niet op zichzelf. Het is het gevolg van veelal complexe en veelzijdige opgaven die aan de orde zijn in het plan of programma waar het milieueffectrapport (MER) bij hoort, zoals stikstof, woningbouw of klimaatverandering. Bijvoorbeeld, in een omgevingsvisie moeten de hoofdzaken staan van het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving. Afhankelijk van de ambities moeten er soms moeilijke keuzes gemaakt worden. De inhoud van het MER volgt de inhoud van het plan en ondersteunt dan de besluitvorming. De complexiteit van het MER wordt mogelijk als een last ervaren, maar uiteindelijk biedt het wel de ondersteuning voor het kunnen maken van moeilijke keuzes.
-
2.De leden van de genoemde fracties constateren dat de adviezen die de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie mer) aanreikt al onderdeel zijn van de huidige praktijk. Welke mogelijkheden ziet de regering om een milieueffectrapport (MER) te vereenvoudigen zonder dat de kwaliteit van de MER achteruitgaat? Is het bijvoorbeeld mogelijk om bepaalde thema's te standaardiseren of te voorzien van een landelijk dekkende kennisdatabank waaruit gemeenten of provincies alleen de informatie ten behoeve van de MER behoeven op te halen zonder deze zelf op te stellen? Zo nee, heeft de regering andere ideeën om de complexiteit weg te nemen?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 1. De oorzaak van de complexiteit is niet zozeer een tekort aan beschikbare informatie is, maar dit is te wijten is aan de complexiteit van de opgaven. Er is veel openbare data over de leefomgeving beschikbaar die kan worden benut voor het maken van een MER. Voor veel thema's wordt gewerkt met gestandaardiseerde methodes voor effectbepaling in het MER. Deze methodes, bijvoorbeeld voor geluidseffecten, luchtkwaliteit, externe veiligheid, worden regelmatig gevalideerd. De complexiteit zit echter ook in het bepalen welke informatie nodig is voor besluitvorming in het concrete geval. Het MER moet immers worden toegespitst op de doelen die in het plan of programma zijn opgenomen en de lokale situatie.
-
3.Een andere belangrijke oorzaak van het ontbreken van essentiële informatie is het bestaan van verschil van inzicht tussen de Commissie mer en het bevoegd gezag, aldus de leden van de genoemde fracties. Op welke wijze is de regering voornemens om dit resultaat van het onderzoek op te volgen? Welke stappen is de regering van plan om te zetten?
Antwoord:
Er is geen reden om dit resultaat van het onderzoek op te volgen. Het advies van de Commissie mer is gericht tot het bevoegd gezag. Deze bepaalt zelf hoe met het advies wordt omgegaan, wel moet dat in het besluit worden toegelicht en gemotiveerd.
Vanuit het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) wordt er wel gemonitord hoe er met adviezen wordt omgegaan. Hierover is in een eerdere brief3 over het jaar 2021 verslag gedaan. Deze gegevens zijn nu bekend over de jaren 2018 tot en met 2022 en zijn te vinden in het recent gepubliceerde milieueffectrapportage (mer)-jaarverslag 2023.4 Het voornemen is om in volgende edities deze informatie te blijven monitoren.
De Commissie mer heeft daarnaast aangegeven de resultaten van dit onderzoek aan te grijpen door waar mogelijk de toelichting bij de adviezen te verduidelijken.
-
4.De leden van de genoemde fracties wijzen erop dat de beschikbare tijd voor de mer-procedure door meerdere respondenten als onvoldoende wordt ervaren. De oorzaak hiervan is onder andere dat op bestuurlijk niveau al besloten kan zijn welke richting het bevoegd gezag op wil. Dit terwijl - zoals het onderzoek zelf ook aangeeft - het doel van de mer is om het milieubelang volwaardig mee te laten bewegen bij de vaststelling van plannen en besluiten van de overheid. Is de regering het met genoemde leden eens dat het wenselijk is dit knelpunt op te lossen? Zo ja, op welke wijze is de regering voornemens om dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL stellen hier twee vragen. Allereerst de beschikbare tijd voor de mer-procedure. Uit het onderzoek volgt dat hiermee twee situaties worden bedoeld. Allereerst de situatie waarin te laat wordt gestart met de mer-procedure, waardoor deze onvoldoende een rol speelt bij alternatievenvorming. Het punt dat op bestuurlijk niveau al is besloten raakt hier aan. Dan worden mogelijk niet vanaf het begin de redelijke alternatieven onderzocht omdat dat bestuurlijk gezien niet nodig werd geacht. Als nadien blijkt dat er toch (aanvullende) alternatieven onderzocht moeten worden, is daarin in de planning geen rekening gehouden.
Het onderzoeken van alternatieve oplossingen is een belangrijk onderdeel van een MER. De informatie op het informatiepunt Leefomgeving (IPLO) benadrukt het belang van een goede alternatievenontwikkeling, en van het navolgbaar beschrijven van dat proces. IPLO geeft als tip om inzichtelijk te maken waarom bepaalde alternatieven vooraf al afvallen. Bijvoorbeeld omdat ze technisch onuitvoerbaar zijn of onrealistisch. Bij het uitvoeren van de mer komt men dan niet voor verrassingen te staan. Ook is het dan later duidelijk hoe het proces is gegaan, bijvoorbeeld bij een rechtsgang of zienswijzen. Op deze manier wordt de keuze van het bevoegd gezag transparant gemaakt en komen de redelijke alternatieven in beeld.
De tweede situatie die in het onderzoek genoemd wordt is tijdsdruk binnen een organisatie door onvoldoende tijd en capaciteit om het MER op te kunnen stellen.
De mer-procedure kent voor bepaalde stappen een vaste termijn. Dit geldt echter niet voor de stap van het opstellen van een milieueffectrapport. Dat wil zeggen dat het bevoegd gezag zelf bepaalt hoeveel tijd daarvoor nodig is. Een reden voor het ervaren gebrek aan tijd kan zijn dat (te) laat de conclusie wordt getrokken dat er een MER gemaakt moet worden. Op dat moment is in de planning geen ruimte gemaakt voor het uitvoeren van de mer. Ook het uitvoeren van de mer kan natuurlijk tegenvallen en tot vertraging leiden. Tijdgebrek kan dan een oorzaak vormen voor een MER dat niet voldoende kwaliteit heeft. De informatie op IPLO benadrukt dan ook dat het verstandig is om op tijd in het proces te starten met de vraag of er een MER gemaakt moet worden.
-
5.De leden van de genoemde fracties merken tot slot op dat andere belangrijke knelpunten tijd en capaciteit zijn. Is de regering bereid om de capaciteit van kenniswerkers op het gebied van de mer bij gemeentelijke en provinciale overheden te versterken? Zo ja, hoe ziet de regering dit? Zo nee, ziet de regering andere mogelijkheden?
Antwoord: De gemeenten en provincies bepalen zelf hoeveel capaciteit op het gebied van mer nodig is. Zo hebben provincies meestal een zogenoemde mer-coördinator, net als de grote gemeenten. Voor kleinere gemeenten is het vaak niet zinvol om iemand aan te stellen als mer-coördinator, omdat er te weinig mer-procedures zijn. Verder hebben de omgevingsdiensten ook kennis in huis voor mer omdat zij de aanvragen om de omgevingsvergunningen behandelen, en daarbij ook de eventuele mer-plicht of mer-beoordeling meenemen.
De inzet van het ministerie van IenW is gericht op de ondersteuning van de praktijk op het gebied van mer, door maximaal in te zetten op beschikbare informatie, bijvoorbeeld op de website van het IPLO en het ondersteunen van het netwerk van mer-coördinatoren.
Binnenkort wordt ook de mogelijkheid van visuele communicatie bekeken. Gedacht wordt aan een filmpje waarin mer op een begrijpelijk manier wordt uitgelegd voor doelgroepen zoals medewerkers of bestuurders bij provincies en gemeenten die voor het eerst te maken krijgen met mer.
-
6.Wat vindt de regering van het idee van de Basis-mer?
Antwoord:
Het idee van de Basis-mer is een interessante ontwikkeling. Het ministerie van IenW ondersteunt met capaciteit en geld een project waarin het concept van een Basis-mer verder wordt ontwikkeld. Onlangs is hierover een artikel verschenen in het RO magazine.5 Een Basis-mer kan mogelijk bijdragen aan een efficiëntere mer-procedure op gemeentelijk niveau in de opeenvolging van omgevingsvisie en latere programma's. Het Basis-mer richt zich op het benutten van een databank waarmee informatie-uitwisseling binnen een gemeente makkelijker wordt. Dit maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de foto van de leefomgeving in een volgende mer-procedure opnieuw te gebruiken. De daadwerkelijke implementatie van het Basis-mer ligt uiteindelijk bij de gemeenten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SGP
De leden van de fractie van de SGP merken op dat de aanleiding van het aangeboden rapport is gelegen in het gegeven dat in veel milieueffectrapporten essentiële informatie ontbreekt. De leden van de fractie van de SGP zijn verheugd over de constructieve en oplossingsgerichte houding van de regering. In de aanbiedingsbrief gaat de regering echter niet in op een belangrijke constatering, namelijk dat de procedure voor een mer door een te late start en tijdsdruk onvoldoende een rol kan spelen bij de alternatievenvorming. Vanwege eerdere bestuurlijke besluitvorming is essentiële informatie al getrechterd, terwijl die essentiële informatie via alternatieven en effectbeoordeling onderbouwd moet worden.6 Voorgaande geeft de leden van de fractie van de SGP aanleiding voor de volgende vragen aan de regering.
-
1.Welke mogelijkheden ziet de regering om het besluitvormingsproces zo in te richten dat alternatievenvorming en effectbeoordeling plaatsvinden voordat de bestuurlijke besluitvorming plaatsvindt?
Antwoord: Op dit moment is het besluitvormingsproces al zo ingericht dat alternatievenvorming en effectbeoordeling plaatsvindt voordat de bestuurlijke besluitvorming plaatsvindt. Het MER moet immers klaar zijn voor het ontwerpbesluit en gaat ook tegelijkertijd met het ontwerpbesluit ter inzage voor zienswijzen.
Vanuit de mer-procedure bezien kan de fase waarin de reikwijdte en het detailniveau van het MER wordt bepaald goed worden gebruikt als start van de bestuurlijke besluitvorming. In die fase moeten de redelijke alternatieven op tafel komen en de relevante te onderzoeken milieueffecten. Zie ook het antwoord op vraag 4 van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL.
Het is de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om deze procedure te doorlopen. Dat vraagt om een open blik en de bereidheid om breed naar oplossingen te kijken bij de start van de besluitvorming.
-
2.In de aan de orde zijnde brief benoemt de regering de tijdsdruk waaronder een milieueffectenrapport wordt opgesteld. Is de regering het met de leden van de fractie van de SGP eens dat extra inhoudelijke ondersteuning hierin mogelijk juist averechts zou kunnen werken, omdat het bieden van extra ondersteuning tijd in beslag zal nemen terwijl het juist ontbreekt aan tijd?
Antwoord:
Het ministerie van IenW vindt het van belang om de praktijk een goede inhoudelijke ondersteuning te bieden.
De informatie ter ondersteuning van de praktijk is bedoeld om antwoord te geven op vragen die de praktijk heeft. Deze informatie wordt op een zo efficiënt mogelijke manier gepresenteerd via het IPLO. Ook is er de mogelijkheid om vragen te stellen via een helpdesk. Daarnaast worden regelmatig mogelijke kennistekorten geïnventariseerd door contacten via de mer-coördinatoren en signalen via de helpdesk, en worden die tekorten zo nodig ondervangen door aanvullende informatie.
In het recent gepubliceerde mer-jaarverslag7 wordt bijvoorbeeld antwoord gegeven op de meest gestelde vragen. De ondersteuning is kortom gericht op het zo snel mogelijk vinden van de benodigde informatie.
-
3.De leden van de fractie van de SGP vragen de regering of zij heeft onderzocht op welke wijzen de besluitvormingsprocedures kunnen worden aangepast om meer ruimte te geven aan het opstellen van milieueffectenrapporten, zonder dat dit een te grote impact heeft op de belangen van de stakeholders. Kan dit door bijvoorbeeld extra ruimte in de wettelijke termijnen in te bouwen?
Antwoord:
Er is geen sprake van een wettelijke termijn voor het opstellen van een MER. Het is dus niet nodig om meer ruimte in een wettelijke termijn te geven.
In het geval van een plan-MER, moet het MER klaar zijn bij het ontwerpplan. Er gelden in de fase voorafgaand aan het ontwerpplan geen wettelijke termijnen.
In het geval van een project-MER, moet het MER klaar zijn bij de aanvraag van de vergunning. De aanvrager kan zelf bepalen hoeveel tijd nodig is om de aanvraag op te stellen.
Het is dus aan de aanvrager van een vergunning of de opsteller van het plan hoeveel tijd wordt uitgetrokken voor het opstellen van het MER.
Daarbij is het van belang om tijdens het opstellen van het MER een goed participatieproces te voeren, zodat belangen van stakeholders meegenomen kunnen worden.
-
4.Welke maatregelen kan de regering nemen om de tijdsdruk te verminderen?
Antwoord:
Zie ook het antwoord op vraag 3. Het opstellen van een MER kost uiteraard tijd, maar is niet gebonden aan wettelijke termijnen. Er zijn geen maatregelen. Wel wordt in de informatie op IPLO geadviseerd (zie ook het antwoord op vraag 4 van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de SP en OPNL) om op tijd in het proces te starten met de vraag of er een milieueffectrapport gemaakt moet worden.
-
5.Welke maatregelen kan de regering treffen om de bevoegde gezagen meer in positie te brengen om adequate milieueffectenrapporten te verzoeken en te beoordelen?
Antwoord: Voor deze vraag is het zinvol om onderscheid te maken tussen (i) project-mer en (ii) plan-mer
(i) Bij project-mer is meestal sprake van een aanvraag om een vergunning voor een activiteit. Een dergelijke aanvraag loopt vaak via de omgevingsdienst, aangezien omgevingsdiensten een rol hebben bij de vergunningverlening voor gemeenten. Bij omgevingsdiensten is er vaak sprake van verzamelde kennis en deskundigheid over de mer-procedure, maar ook over verschillende milieuaspecten.
Voor het beoordelen van een milieueffectrapport is het daarnaast als bevoegd gezag altijd mogelijk om advies te vragen bij de Commissie mer voor een toetsing van het MER.
(ii) In het geval van een plan-MER maakt het bevoegd gezag zelf het milieueffectrapport. Bij een plan-MER is het verplicht om de Commissie mer om advies te vragen over het MER.
Om het MER goed te laten aansluiten bij het plan of besluit is het logisch om tijdens de fase van participatie over het plan ook de inhoud van het op te stellen milieueffectrapport in de participatie te betrekken. Zo wordt duidelijk wat de omgeving verwacht van het MER.
Ook kan in die fase door het bevoegd gezag advies worden gevraagd over de reikwijdte en het detailniveau van het MER aan de Commissie mer.
Daarnaast wordt gezorgd dat de informatievoorziening over de vereiste kwaliteit en inhoud van een MER op IPLO actueel en toereikend is.
Met de beschikbare maatregelen (informatievoorziening, kennis bij Omgevingsdiensten en advies vragen aan Commissie mer) wordt het bevoegd gezag voldoende ondersteund om milieueffectrapporten te beoordelen.
10
Kamerstukken I 2023/24, 34 287/29 383, AD.
Kamerstukken I 2023/24, 34 287/29 383, AD, bijlage, p. 15.
Zie Kamerstukken I 2021/2022, 34287, S.
Mer in cijfers_| Milieueffectrapportage (rijksoverheid.nl)
https://romagazine.nl/artikel/28412/het-basismer-helpt-om-noodzakelijke-omgevingsinformatie-
Kamerstukken I 2023/24, 34 287/29 383, AD, bijlage, p. 15.
De vijf meest gestelde vragen over milieueffectrapportage in 2023 | Milieueffectrapportage
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.