Nota naar aanleiding van het verslag - Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025)

Deze nota naar aanleiding van het verslag i is onder nr. C toegevoegd aan wetsvoorstel 36610 - Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025); Nota naar aanleiding van het verslag
Document date 29-11-2024
Publication date 29-11-2024
Nummer KST1172615
Reference 36610, nr. C
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2024-2025

Vergaderjaar

36 610

Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Successiewet 1956 en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025)

NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 29 november 2024

  • 1. 
    Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van D66 en de BBB.

Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.

  • 2. 
    Algemene toelichting voorgestelde maatregelen

2.1 Toegang beperken tot aandelen waarmee ondernemersrisico wordt gelopen

De leden van de fractie van de BBB vinden dat sprake is van overkill, doordat veel reguliere situaties door de maatregel worden getroffen en vragen naar een reactie van het kabinet. Ook vragen zij of het kabinet mogelijkheden ziet om overkill te voorkomen door bijvoorbeeld lidmaatschapsrechten in een coöperatie gelijk te stellen met aandelen. Het kabinet onderkent dat er goede redenen kunnen zijn voor vermogenstitels als winstbewijzen en opties op aandelen. Die kunnen ook nog steeds worden gebruikt. Alleen past het niet bij de doelstelling van de bedrijfsopvolgingsregeling in de schenk- en erfbelasting (BOR) en doorschuifregelingen aanmerkelijk belang bij vererving of schenking in de inkomstenbelasting (DSR ab) om de faciliteit ook op dergelijke vermogenstitels van toepassing te laten zijn, zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel. De keuze van het kabinet om tracking stocks uit te sluiten van de BOR en de DSR ab is onder meer ingegeven, doordat structuren mogelijk zijn waardoor een hoger bedrag onder de BOR wordt verkregen, dan dat er aan ondernemingsvermogen is. Dit komt door het verschil in toerekening van bezittingen en schulden bij tracking stocks op indirect niveau en toerekening bij tracking stocks op direct niveau (toerekeningsregels). Daarnaast wordt hiermee ook de complexiteit verminderd. Na de uitsluiting voor de BOR en DSR ab van tracking stocks worden naar verwachting structuren aangepast door middel van een juridische splitsing. Om hieraan tegemoet te komen, wordt een overgangsregeling getroffen die er kort gezegd in voorziet dat de bezitsperiode van de tracking stocks en de bezitsperiode van de gewone aandelen in de (af)gesplitste vennootschap bij elkaar mogen worden opgeteld voor de toets aan de bezitseis als de (af)splitsing uiterlijk 31 december 2027 heeft plaatsgevonden. Dat is drie jaar vanaf het moment van voorziene publicatie van de maatregelen in het Staatsblad. Overigens is in de Tweede Kamer een motie van het lid Stoffer aangenomen over de uitsluiting van lidmaatschapsrechten in een coöperatie waarbij het kabinet is verzocht te bezien hoe de gevolgen van deze versobering zo veel mogelijk beperkt kunnen worden.1 Naar aanleiding van deze motie zal het kabinet in gesprek gaan met de agrarische sector over deze maatregel.

Preferente/hybride aandelen

De leden van de fractie van D66 vragen naar de gevolgen van het toevoegen van de definitie van preferente aandelen, waaronder voor managementparticipaties. Op grond van de aangepaste voorgestelde definitie worden hybride aandelen voor de toepassing van de DSR ab en de BOR met ingang van 1 januari 2026 voor een deel aangemerkt als een preferent aandeel en voor een deel als een niet-preferent aandeel. Het deel van het aandeel dat voorrang kent ten aanzien van de winstverdeling of liquidatieopbrengsten wordt aangemerkt als preferent aandeel en het andere deel als een niet-preferent aandeel. Het fictief aanmerken van een deel van het aandeel als een preferent aandeel en een deel van het aandeel als een niet-preferent aandeel gaat naar de waarde in het economische verkeer (WEV) die toe te rekenen is aan het preferente, onderscheidenlijk niet-preferente, deel. Het als niet-preferent aandeel aangemerkte deel van het aandeel kan kwalificeren voor de DSR ab en de BOR, mits aan de voorwaarden voor toepassing van deze regelingen wordt voldaan. Voor het als preferent aandeel aangemerkte deel van het aandeel blijft gelden dat het alleen kan kwalificeren voor de DSR ab en de BOR indien dit preferente deel van het aandeel is ontstaan en uiteindelijk wordt verkregen in het kader van een gefaseerde bedrijfsopvolging. Door deze aangepaste voorgestelde definitie zal een aandeel niet meer volledig als preferent worden aangemerkt als het aandeel slechts voor een gedeelte voorrang kent. De nieuwe definitie pakt daardoor eerlijker uit. De specifieke gevolgen voor bijvoorbeeld managementparticipaties en het kwalificeren daarvan voor de BOR hangen af van de omstandigheden.

De leden van de fractie van de BBB vragen of het klopt dat door de gekozen systematiek aandeelhouders door handelingen van andere aandeelhouders van de faciliteiten kunnen worden uitgesloten en of er mogelijkheden zijn om dit te voorkomen. Dit klopt. De hoogte van de winstreserves en agioreserves kan in de loop van de tijd wijzigen. Ook de verhouding van de winstreserves en agioreserves tussen soorten aandelen kan in de loop van de tijd wijzigen. Dergelijke wijzigingen kunnen gevolgen hebben voor de kwalificatie of en in welke mate een aandeel deels als preferent wordt aangemerkt. Andersom kan het ook voorkomen dat een aandeel juist niet meer als (deels) preferent wordt aangemerkt. In de toelichting bij de nota van wijziging op dit wetsvoorstel zijn hier voorbeelden van opgenomen.2 Mogelijkheden om dit te voorkomen moet de betreffende aandeelhouder in samenspraak met eventuele andere aandeelhouders bezien en zijn afhankelijk van de omstandigheden.

De leden van de fractie van de BBB vragen aandacht voor de voorgestelde definitie van preferente aandelen. Deze leden geven aan dat IB-ondernemers geen preferente aandelen kennen, maar dat er wel situaties denkbaar zijn die daarmee in economische zin vergelijkbaar zijn en wel in aanmerking komen voor de BOR. Daarbij wordt het voorbeeld genoemd van een vennootschap onder firma (VOF) waarvan de winstreserves zijn voorbehouden aan een bepaalde firmant van die VOF. Volgens deze leden wordt die firmant niet uitgesloten van de BOR. Hiermee ontstaat een verschil in behandeling van een aandeelhouder in een kapitaalvennootschap ten opzichte van een IB-ondernemer, aldus deze leden. In dat kader vragen deze leden of dit onderscheid juridisch houdbaar is.

Het voorbeeld dat deze leden aanhalen wijst erop dat de firmant in feite voorrang heeft op de winstverdeling van de personenvennootschap als vergoeding voor het door de firmant ingebrachte kapitaal in die personenvennootschap. Meer concreet zou gedacht kunnen worden aan het voorbeeld van een firmant die een pand heeft ingebracht in een personenvennootschap. Bij de verdeling van de winst krijgt deze firmant een vaste vergoeding als onderdeel van de winst voor het gebruik van het pand door de personenvennootschap. Indien de aansprakelijkheid van de firmant in het vennootschapscontract beperkt is tot enkel het ingebrachte vermogen, kwalificeert het vermogen van die firmant als een medegerechtigdheid in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. In dat geval wordt de onderneming wel voor rekening van de firmant gedreven, maar is hij niet verbonden voor de verbintenissen van de onderneming. Alleen als de medegerechtigdheid voldoet aan de voorwaarden van artikel 35c, tweede lid, van de Successiewet 1956 komt deze in aanmerking voor de BOR. Als niet aan die voorwaarden wordt voldaan, blijft de BOR buiten toepassing voor die medegerechtigdheid. Voor preferente aandelen die recht geven op een deel van de winst van een kapitaalvennootschap als vergoeding voor ingebracht vermogen gelden voorwaarden met een vergelijkbare strekking.

2.2 Wijziging inwerkingtredingsdatum verruiming verwateringsregeling en toegang voor kleine familiebelangen

De leden van de fractie van de BBB vragen wat een eventuele negatieve beslissing van de Europese Commissie over de verruiming van de verwateringsregeling en toegang voor kleine familiebelangen zou betekenen. Vanwege het door het kabinet geconstateerde risico op staatssteun is het genoodzaakt de maatregel eerst voor te leggen aan de Europese Commissie. Voordat een formele goedkeuringsprocedure gestart kan worden, is het efficiënt om eerst informeel (vertrouwelijk) met de diensten van de Europese Commissie contact te zoeken. Een informeel overleg kan op relatief korte termijn plaatsvinden. Het voordeel van een informeel overleg is dat ingeschat kan worden of het starten van een formeel traject van goedkeuring (dat langdurig en intensief is) zinvol is. Alleen indien de Europese Commissie informeel aangeeft dat er mogelijkheden tot goedkeuring zijn, zal een traject van formele goedkeuring gestart worden en dit zal ongeveer een jaar duren. Tot die tijd is het niet mogelijk om de maatregel in werking te laten treden, vanwege strijdigheid met het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).

Verder vragen deze leden of de maatregel waarmee de toegang tot de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten beperkt wordt tot aandelen met een minimaal belang van 5% komt te vervallen bij een negatieve beslissing van de Europese Commissie. Het amendement3 regelt dat de inwerkingtreding van deze maatregel gekoppeld is aan de inwerkingtreding van de verruiming van de verwateringsregeling en de verbreding van de toegang voor kleine directe familiebelangen. Als die verruiming en verbreding niet in werking treden door een negatieve beslissing van de Europese Commissie, dan zal de maatregel om de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten te beperken tot aandelen met een minimaal belang van 5% ook niet in werking treden.

  • 3. 
    Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven

De leden van de fractie van de BBB vragen naar de complexiteitsgevolgen van het wetsvoorstel voor familiebedrijven en vragen in het kader daarvan om een reactie op de stelling van de NOB dat het opsplitsen in een preferent en niet-preferent deel in de praktijk erg complex zal zijn en dat de samenhang met de bezits- en voortzettingseis tot aanvullende complexiteit zal leiden. Ten aanzien van het gehele wetsvoorstel is de verwachting dat de voorgestelde maatregelen de toepassing van de BOR en DSR ab maar in beperkte mate complexer maken. Het opnemen van een definitie van preferente aandelen geeft ook juist duidelijkheid voor de praktijk. Naar aanleiding van kritiek in de internetconsultatie is deze definitie ook nog aangepast door middel van een nota van wijziging.4

  • 4. 
    Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst

De leden van de fractie van de BBB vragen of het kabinet door het opsplitsen in een preferent en niet-preferent deel een (grote) toename verwacht van bezwaar/beroepschriftprocedures van familiebedrijven al dan niet bijgestaan door hun adviseur. Vanwege het (nog) beperkt voorkomen van hybride aandelen in de praktijk en het feit dat de huidige regeling complex is en in de praktijk veel discussie geeft, wordt geen grote toename van het aantal bezwaar- en beroepsprocedures verwacht vanuit de uitvoering.

De Staatssecretaris van Financiën,

  • T. 
    van Oostenbruggen

4 Kamerstukken II 2024/25, 36610 nr. 6.

5


 
 
 

3.

More information

 

4.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.