Amendement Sneller over verduidelijking van de gronden voor voorlopige hechtenis - Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) - Main contents
Dit amendement i is onder nr. 30 toegevoegd aan wetsvoorstel 36327 - Wetboek van Strafvordering i.
Contents
Officiële titel | Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering); Amendement; Amendement van het lid Sneller over verduidelijking van de gronden voor voorlopige hechtenis |
---|---|
Document date | 27-01-2025 |
Publication date | 27-01-2025 |
Nummer | KST3632730 |
Reference | 36327, nr. 30 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2024-2025
36 327 |
Vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (Wetboek van Strafvordering) |
Nr. 30 |
AMENDEMENT VAN HET LID SNELLER Ontvangen 27 januari 2024 De ondergetekende stelt het volgende amendement voor: I Artikel 2.5.27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
|
kst-36327-30
ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2025
In artikel 2.5.29, eerste lid, wordt «uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte» vervangen door «feiten of omstandigheden het aannemelijk maken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit».
Toelichting
De toepassing van voorlopige hechtenis in Nederland krijgt zowel nationale als internationale kritiek.1 Het wordt te vaak en te gemakkelijk toegepast, terwijl alternatieven middels de schorsing onder voorwaarden onvoldoende benut worden (gedragsinterventies, huisarrest, contactverbod, borgsom, elektrisch toezicht). Uit onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat een derde van de Nederlandse gevangenispopulatie in voorlopige hechtenis zit, aanzienlijk meer dan het Europese gemiddelde van 25%.2 Vaak blijkt voorlopige hechtenis achteraf onnodig, te herleiden uit het aantal toegekende schadevergoedingen aan ex-verdachten ter compensatie van de onrechtmatig doorgebrachte tijd in voorarrest.3 Net als voor reguliere korte detenties geldt voor korte detenties in het kader van voorlopige hechtenis dat deze detentieschade veroorzaken en dat recidivecijfers na detentie hoog liggen.4 De indiener onderschrijft derhalve de ambities van de regering om tegemoet te komen aan de kritiek. Net als de Raad van State5 vraagt indiener zich echter af of het nu voorliggende voorstel voldoende effectief is om deze ambities waar te maken en stelt zich daarom het voorliggende amendement voor.
Met dit amendement beoogd de indiener de gronden voor voorlopige hechtenis te verduidelijken. Vanuit de rechtswetenschap en rechtspraktijk is gesteld dat de gronden voor voorlopige hechtenis te zacht, te onduidelijk en te ruim te interpreteren zijn.6 De suggesties die zij doen voor het verduidelijken van de gronden voor voorlopige hechtenis neemt de indiener met het voorliggende amendement over.7 De indiener is er van overtuigd dat een helder geformuleerde wettelijke regeling de rechtspraktijk meer duidelijkheid kan bieden en het wetboek toegankelijker en inzichtelijker kan maken. De drie basisvoorwaarden waar bij de oplegging van voorlopige hechtenis aan moet zijn voldaan, namelijk een zekere ernst van het feit, een bepaalde mate van verdenking en een grond maakt indiener weer zichtbaar, waarbij de verouderde en verwarrende term «ernstige bezwaren» wordt vervangen door dat «feiten of omstandigheden» het aannemelijk maken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit. Met betrekking tot de gronden kan een nieuwe overkoepelende eis worden opgenomen waarin duidelijk is waar de rechter op moet letten, namelijk dat er sprake moet zijn van een direct gevaar dat van de verdachte uitgaat. In aansluiting daarop kan de onderzoeksgrond duidelijker worden omschreven als een direct gevaar dat de verdachte het onderzoek zal frustreren. De recidivegrond kan dan
worden beperkt tot het directe gevaar «dat de verdachte, als hij op vrije voeten komt, verder gaat met het plegen van misdrijven». De beperking tot feiten waarop zes jaar gevangenisstraf is gesteld, kan daarbij vervallen waardoor de tweede recidivegrond daar als vanzelf onder valt en kan vervallen. De grond met betrekking tot de ernstig geschokte rechtsorde dient te worden gericht op het directe gevaar dat de vrijlating van de verdachte vanwege de zwaarte van het strafbare feit waarvan hij wordt verdacht, tot een directe verstoring van de openbare orde zal leiden.
Sneller
Tweede Kamer, vergaderjaar 2024-2025, 36 327, nr. 30
3
Memorie van toelichting, pagina 416 en 417.
Bijlage bij Groenboek over detentie, Europese Commissie, 2011
https://www.eerstekamer.nl/eu/edossier/e110030_groenboek_over_de.
Algemene Rekenkamer, Voorarrest: verdachten in de cel; Een kwantitatieve analyse van inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, Kamerstukken II 2017/18, 29 279, nr. 397.
WODC onderzoek «korte detenties nader bekeken» https://open.overheid.nl/documenten/ronl-549ce973-4633-4450-8093-ca69771811f7/pdf.
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport, p. 135.
J.H. Janssen, F.W.H. van den Emster &T.B. Trotman, «Strafrechters over de praktijk van de voorlopige hechtenis. Een oordeel van de werkvloer!», Strafblad 2013, p. 430-444.
-
J.uit Beijerse & O. Maan, «Vast, tenzij»-praktijk dwingt tot aanpassing van de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis in het nieuwe wetboek», NJB 2024, afl. 40.
J. uit Beijerse & O. Maan, «Vast, tenzij»-praktijk dwingt tot aanpassing van de wettelijke gronden voor voorlopige hechtenis in het nieuwe wetboek», NJB 2024, afl. 40.
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.