Kabinet-Beel II (1958-1959)
Het kabinet Beel II was een overgangskabinet met als voornaamste taak de Tweede Kamer te ontbinden en Tweede Kamerverkiezingen1 uit te schrijven voor 1959. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Drees IV2 en bestond uit ministers van de KVP3, ARP4 en CHU5.
De ministersposten die na het vertrek van de PvdA6-ministers vrijgekomen waren, werden tijdelijk door zittende ministers waargenomen. Het enige nieuwe gezicht in het kabinet was Louis Beel7, die namens de KVP als minister-president aantrad.
Beel II regeerde slechts enkele maanden. Het trad op 22 december 1958 aan en werd op de verkiezingsdag, 12 maart 1959, demissionair. Het werd op 19 mei 1959 opgevolgd door het kabinet-De Quay8.
Contents
Formatie
Na de val van het kabinet-Drees IV2 traden de PvdA-ministers af. De Koningin vroeg oud-minister Beel (KVP), lid van de Raad van State, te zoeken naar een uitweg in de impasse. De PvdA bleek niet meer met de KVP samen te willen werken, de KVP eigenlijk juist wel, uit angst voor de PvdA als oppositiepartij.
Beel zag geen andere uitweg dan Kamerontbinding en nieuwe verkiezingen. Aangezien op dat moment de mening heerste dat een demissionair kabinet de Kamer niet kon ontbinden, vormde Beel met de overgebleven KVP, ARP en CHU-ministers onder zijn leiding een 'overgangskabinet'.
Regeringsverklaring
Vanwege de beperkte taak van het kabinet werd er geen regeerprogramma opgesteld. Wel legde minister-president Beel op 23 december 1958 de regeringsverklaring af.
datum |
wat |
t/m |
dagen |
---|---|---|---|
22 december 1958 |
Beëdiging9 nieuwe bewindslieden, aantreden kabinet |
11 maart 1959 |
80 |
12 maart 1959 |
Ontslag gevraagd, kabinet demissionair10 |
18 mei 1959 |
67 |
Totale zittingsduur11 kabinet |
147 |
Dr. L.J.M. Beel (KVP)
Viceminister-president
Mr. A.A.M. Struycken (KVP)
Algemene Zaken
minister: Dr. L.J.M. Beel (KVP)
Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)
Justitie
minister a.i.: Mr. A.A.M. Struycken (KVP)
Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
minister: Mr. A.A.M. Struycken (KVP)
staatssecretaris: Drs. W.K.N. Schmelzer (KVP)
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)
staatssecretaris: Mr. R.G.A. Höppener (KVP)
Financiën
minister a.i.: Dr. J. Zijlstra (ARP)
Oorlog
minister: Ir. C. Staf (CHU)
Marine
minister: Ir. C. Staf (CHU)
staatssecretaris: H.C.W. Moorman (KVP)
Volkshuisvesting en Bouwnijverheid
minister: Ir. H.B.J. Witte (KVP)
Verkeer en Waterstaat
minister: Mr. J. van Aartsen (ARP)
Economische Zaken
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
staatssecretaris: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP)
Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister a.i.: Ir. C. Staf (CHU)
Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister a.i.: Dr. L.J.M. Beel (KVP)
Maatschappelijk Werk
minister: Dr. M.A.M. Klompé (KVP)
Zaken Overzee
minister: Mr. G.Ph. Helders (CHU)
De drie regeringspartijen hadden samen een kleine meerderheid in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer.
In deze kabinetsperiode vonden er geen verkiezingen voor de Eerste Kamer plaats. De verhoudingen in de senaat bleven dan ook ongewijzigd. Ook waren er bij geen van de regeringsfracties in de Tweede Kamer afsplitsingen.
KVP |
ARP |
CHU |
totaal |
|
---|---|---|---|---|
Kabinet: ministers / (staatssecretarissen) |
8/(4) |
3/(0) |
2/(0) |
13/(4) |
Tweede Kamer op 22 december 1958 |
49 |
15 |
13 |
77 (51,3%) |
Eerste Kamer op 22 december 1958 |
25 |
8 |
8 |
41 (54,7%) |
Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW)
Tijdens deze kabinetsperiode bracht minister Beel de door minister Suurhoff12 tijdens de vorige kabinetsperiode ingediende Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) in het Staatsblad. Deze wet gaf alle weduwen die achterblijven met één of meer kinderen onder de 18 jaar een pensioen. Dit pensioen bleef behouden als de kinderen tussen haar 45ste en 50ste levensjaar 18 jaar werden. Weduwen zonder kinderen van 50 jaar en ouder kregen eveneens pensioen.
Het kabinet-Beel II werd op de verkiezingsdag, 12 maart 1959, demissionair. Op 19 mei 1959 werd het opgevolgd door het kabinet-De Quay8.
Meer over
- 1.Op 12 maart 1959 waren er vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Deze verkiezingen waren nodig na de val van het kabinet-Drees III. Omdat de PvdA bij deze vervroegde Tweede Kamerverkiezingen twee zetels verloor, werd de KVP met 49 zetels de grootste partij. Grote stijger was de VVD met zes zetels, die daarmee voor het eerst de derde partij van het land werd. De communisten leden een zware nederlaag. Nieuwkomer was de PSP met twee zetels. De PvdA koos voor de oppositie en KVP, VVD, ARP en CHU vormden het kabinet De Quay.
- 2.Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de verkiezingen van 1956 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.
- 3.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 4.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 5.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 6.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 7.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 8.Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
- 9.Bij het aantreden van een nieuw kabinet worden de nieuwe ministers en alle staatssecretarissen beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit geregeld.
- 10.Als een kabinet of minister ontslag heeft gevraagd aan de Koning(in), maar dit ontslag nog niet is verleend, noemen we dat demissionair. Het is na 1922 gebruikelijk dat een kabinet op de dag van de verkiezingen zijn ontslag aanbiedt, tenzij het dat eerder al had gedaan vanwege een kabinetscrisis.
- 11.De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
- 12.Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
- 13.In deze periode wordt verder gewerkt aan uitbouw van de welvaartstaat. Er komen nieuwe regelingen voor kinderbijslag en arbeidsongeschiktheid, er wordt een sociaal minimum ingevoerd, de Algemene Bijstandswet vervangt de Armenwet en de vrije zaterdag wordt ingevoerd. Ook de lonen gaan, mede onder druk van krapte op de arbeidsmarkt, omhoog. De welvaartsstijging is mede te danken aan grote aardgasvondsten. Keerzijde van de welvaart zijn toenemende milieuvervuiling en een steeds verdere verstedelijking.
- 14.Nederland heeft sinds 1945 tientallen verschillende kabinetten gehad. Drees en Balkenende leidden vier kabinetten, terwijl Lubbers twaalf jaar minister-president was. Mark Rutte was dat van 2010 tot en met 2024 en ook hij leidde vier kabinetten.