Staatscommissie-Biesheuvel
De staatscommissie-Biesheuvel (1982-1985) moest advies uitbrengen over vergroting van de kiezersinvloed op het beleid. De commissie hield zich daartoe onder meer bezig met de procedure van de kabinetsformatie1, het referendum2 en volksinitiatief en de benoeming van de burgemeester en Commissaris van de Koning(in3). De Staatscommissie werd op 17 mei 1982 ingesteld door het kabinet-Van Agt II4 en bracht op 4 december 1985 eindverslag uit
In maart 1984 was al een tussentijds rapport uitgebracht over de kabinetsformatie en de gekozen burgemeester5. Over de kabinetsformatie adviseerde de staatscommissie onder meer om de Tweede Kamer een formateur te laten voordragen, die verantwoording aflegt aan de Tweede Kamer. Daarnaast werd geadviseerd om een referendum en volksinitiatief mogelijk te maken.
De resultaten waren zeer beperkt. Het in 2001 ingevoerde facultatief correctief raadgevend referendum was slechts tijdelijk. Aan de procedure van de kabinetsformatie veranderde niks, wel werd voortgaan tussentijds gerapporteerd aan de Tweede Kamer.
Na het totstandkomen van de Grondwetsherziening 19836 die nauwelijks had geleid tot staatkundige vernieuwing, werd de wens uitgesproken het debat daarover voort te zetten. Vooral D66 en PvdA bleven voorstander van veranderingen in het staatsbestel die erop gericht waren de invloed van de kiezers op de beleidsvorming te vergroten.
De in mei 1982 ingestelde Staatscommissie-Biesheuvel is in zekere als voortzetting van de Staatscommissie-Cals/Donner7 te beschouwen, al had zij een beperktere opdracht.
naam |
functie(s) |
politieke kleur |
---|---|---|
oud-minister-president (voorzitter) |
CDA |
|
prof.dr. L. Prakke |
hoogleraar (vicevoorzitter) |
partijloos |
hoogleraar |
CDA |
|
burgemeester |
D66 |
|
oud-Tweede Kamerlid |
PPR |
|
oud-Tweede Kamerlid (tot januari 1983) |
VVD |
|
prof.dr. C.A.J.M. Kortmann |
hoogleraar |
CDA |
prof.dr. A.B. Ringeling |
hoogleraar |
partijloos |
hoogleraar, Eerste Kamerlid |
D66 |
|
journalist |
GPV |
|
Eerste Kamerlid, burgemeester (tot januari 1983) |
VVD |
|
H.A. van Wijnen |
parlementair journalist |
partijloos |
mr. C.F.G. de Menthon Bake |
ambtenaar (vanaf januari 1983) |
VVD |
gedeputeerde (vanaf januari 1983) |
VVD |
De commissie kreeg de taak mee om de regering te adviseren over de vraag op welke wijze de invloed van kiezers op de beleidsvorming vergroot zou kunnen worden. Hierbij moest het zich richten op mogelijke:
-
-verbeteringen van de procedure van kabinetsvorming, zonder grondwetswijziging
-
-voorstellen die kiezers invloed geven op de samenstelling van het te vormen kabinet
-
-vormen van rechtstreekse uitspraken van kiezers over het overheidsbeleid.
Daarnaast moest de commissie, in het verlengde hiervan, adviseren over mogelijke grondwetswijzigingen met betrekking tot de benoeming van burgemeesters en commissarissen der Koningin.
Op basis van deze opdracht concentreerde de commissie zich op een drie onderwerpen, namelijk de procedure van de kabinetsformatie1, het referendum2, het volksinitiatief en de benoeming van burgemeesters en Commissarissen van de Koning(in3).
De commissie bracht over twee van deze drie onderwerpen van studie deelrapporten uit, die tezamen het eindrapport vormden. Over het laatste onderwerp, de benoeming van burgemeesters en Commissarissen van de Koning(in), werd geen advies uitgebracht vanwege verdeeldheid binnen de commissie.
Kabinetsformatie
De commissie kwam met een uitgewerkt voorstel voor een nieuwe procedure voor kabinetsformatie. Die procedure, die wettelijk zou moeten worden vastgelegd, bevatte de volgende stappen:
-
-De Tweede Kamer draagt binnen een week na de verkiezingen aan de koningin een formateur voor;
-
-Als de formateur niet slaagt, moet binnen een week een nieuwe formateur worden voorgedragen;
-
-De formateur legt verantwoording af aan de Tweede Kamer en brengt verslag uit over zijn werkzaamheden.
Daarnaast stelde de commissie de volgende gedragsregels voor:
-
-Regeerakkoorden moeten beknopt zijn en aan de vaststelling ervan dienen ook de kandidaat-ministers een bijdrage te kunnen leveren;
-
-Pas na de benoeming van de ministers worden kandidaat-staatssecretarissen aangezocht;
-
-Binnen twee weken na aantreden, legt het kabinet een regeringsverklaring af.
Wetgevingsreferendum
Om de invloed van burgers op de beleidsvorming te vergroten, moest er naast het stelsel met gekozen volksvertegenwoordigers een mogelijkheid voor een referendum en volksinitiatief komen.
Als vorm van referendum werd het facultatief correctief wetgevingsreferendum voorgesteld. Dat betekent dat door het parlement aanvaarde wetsvoorstellen op verzoek van een voldoende aantal kiesgerechtigden alsnog aan een referendum moesten kunnen worden onderworpen.
Vraagstelling bij zo'n referendum zou moeten zijn: bent u voor of tegen het wetsvoorstel.
Een minderheid sprak zich uit voor een raadplegend referendum op nationaal niveau. Niet alleen wetsvoorstellen, maar ook andere voorstellen zouden dan aan de kiezers kunnen worden voorgelegd. De uitkomst van zo'n referendum zou niet bindend moeten zijn.
Volksinitiatief
De commissie sprak zich in beginsel uit voor invoering van een volksinitiatief. Kiezers dienden zelf een wetsvoorstel bij het parlement aanhangig te moeten kunnen maken. Als de regering na aanneming door parlement de wet niet wilde invoeren, zou er alsnog een referendum over moeten worden gehouden. Ook bij verwerping in het parlement, zou een referendum mogelijk dienen te zijn.
Op provinciaal en gemeentelijk niveau werd eveneens invoering van een referendum en volksinitiatief wenselijk geacht. Dergelijke referenda zouden een beslissend in plaats van een raadplegend karakter moeten krijgen.
De resultaten van de Staatscommissie waren zeer beperkt. De procedure van de kabinetsformatie bleef ongewijzigd en het in 2001 ingevoerde facultatief correctief raadgevend referendum was slechts tijdelijk. Het houden van referenda op lokaal niveau werd er wel door bevorderd.
Meer over
- 1.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 2.Een referendum is een volksstemming over een bepaalde politieke kwestie. Over referenda wordt in Nederland al decennialang gediscussieerd. Voorstanders vinden deze volksstemmingen een goede manier om burgers meer invloed te geven. Tegenstanders zeggen dat in een representatieve democratie volksvertegenwoordigers zijn gekozen om zorgvuldige belangenafwegingen te maken.
- 3.De commissaris van de Koning (CvdK) vertegenwoordigt van oorsprong het koninklijk gezag in een provincie en treedt dan ook tegenwoordig nog in een provincie op als vertegenwoordiger van de Nederlandse regering. De commissaris van de Koning maakt deel uit van het provinciebestuur en is voorzitter van Provinciale Staten, maar officieel geen lid. Daarnaast maakt de commissaris van de Koning deel uit van het College van Gedeputeerde Staten en is daarvan voorzitter.
- 4.Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
- 5.De burgemeester wordt in Nederland nog door de Kroon benoemd. Dat gebeurt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na een aanbeveling van de gemeenteraad. De minister kan de aanbeveling voor benoeming of ontslag alleen om zwaarwegende redenen weigeren, maar in de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit.
- 6.In 1983 werd de Grondwet ingrijpend herzien. De hoofdstukindeling werd gewijzigd, teksten werden gemoderniseerd, overbodig geachte artikelen werden geschrapt, en er kwamen bepalingen over sociale grondrechten en een algemene antidiscriminatiebepaling.
- 7.De staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) moest advies uitbrengen over een algehele herziening van de Grondwet en over daarmee in verband staande wijzigingen van de Kieswet. De commissie werd op 26 augustus 1967 ingesteld door het kabinet-De Jong en bracht op 29 maart 1971 haar eindrapport uit.
- 8.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 9.Christendemocratische jurist, die zowel vier jaar zitting had in de Raad van State als elf jaar lid was van de Eerste Kamer. Hij is (emeritus) hoogleraar informatierecht aan de Universiteit Leiden en was daar eerder hoogleraar inleiding tot rechtswetenschap. Begon zijn loopbaan als advocaat en was vervolgens rechter. In de Eerste Kamer onder meer woordvoerder justitie en buitenlandse zaken en tweede ondervoorzitter van de Kamer. Gezaghebbend senator op het gebied van informatierecht, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en ICT. Scherpzinnige jurist, die vanwege zijn praktijkervaring goed op zijn plek was in de Senaat en die niet aarzelde tegengas te geven als privacyschendingen dreigden.
- 10.Uit de VVD-afkomstige politicus en bestuurder van D66. Non-conformistische Brabander die in zijn studententijd Amsterdammer werd en aldaar gemeenteraadslid. Weigerde als raadslid een receptie voor Beatrix en Claus bij te wonen en maakte zich daarmee onmogelijk in de VVD. Verliet in 1966 die partij en hielp mee D'66 op te richten. Journalist van 'Het Handelsblad', tevens eigenaar van enkele cafés. Als minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Den Uyl diende hij de Verstedelijkingsnota in. De neergang van zijn partij in de jaren 1974-1977 tastte zijn positie als minister aan. Later burgemeester van Lelystad. Zeer belezen. Scherp en geestig debater, maar ook erg overtuigd van zijn eigen gelijk en daardoor soms weerstand opwekkend.
- 11.Erudiete telg uit katholieke Unileverfamilie. Aanvankelijk actief op de linkervleugel van de KVP in Amsterdam en in 1968 medeoprichter van de PPR, voor welke partij hij in 1972-1975 Tweede Kamerlid was. Vanaf 1975 tien jaar voorzitter van de NOS en vervolgens hoogleraar staatsrecht en parlementsrecht. Stapte later over naar de PvdA en werd ook voor die partij Tweede Kamerlid en vervolgens een vooraanstaand lid (en ondervoorzitter) van de Eerste Kamer. Hoffelijke politicus die betrokken was bij uiteenlopende culturele en maatschappelijke activiteiten. Gezaghebbend woordvoerder staatsrecht, mediarecht en Europese samenwerking en als lid van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa actief verdediger van burgerlijke vrijheden. Bediende zich in debatten graag van Latijnse zegswijzen.
- 12.Leids VVD-Tweede Kamerlid; woordvoerster justitie, cultuur en constitutionele zaken. Was voor zij Kamerlid werd ambtelijk secretaris van de VVD-fractie. Scherpzinnig juriste, die deskundig was op het gebied van het staats- en kiesrecht. Zorgde ervoor dat de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam in de Grondwet werd opgenomen en was voorstander van liberale wetgeving op het gebied van levensvraagstukken. Stapte in 1981 om principiële redenen uit de politiek, maar keerde een jaar later als staatssecretaris voor onder meer emancipatie terug in het eerste kabinet-Lubbers. Nadien staatsraad. Gewaardeerd parlementariër en zeer goed en vasthoudend debatster, die over onderkoelde humor beschikte.
- 13.Staatsrechtgeleerde die lange tijd een vooraanstaande D66-senator was. Aanvankelijk parlementair journalist bij onder meer NRC Handelsblad en later hoogleraar staatsrecht in Groningen. Als Eerste Kamerlid mede-initiatiefnemer van een voorstel voor een enquête en interpellant, toen minister Deetman buiten de Kamervergadering met aftreden had gedreigd om zo de CDA-fractie onder druk te zetten. Vooral door een heldere betoogtrant en een sterk analytisch vermogen had hij in de Senaat veel gezag. Had in 1994 als informateur een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het eerste paarse kabinet. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad. Mede-auteur van een standaardwerk over parlementaire geschiedenis.
- 14.Journalist die al van jongsaf politiek actief was in het GPV. Huwde met de dochter van GPV-voorman Jongeling. Volgde aanvankelijk een predikantsopleiding, maar werd in 1963 redacteur van het Gereformeerd Gezinsblad. Vanaf 1974 was hij hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. Actief in de gemeenteraad van Amersfoort en in diverse aan het GPV gelieerde organisaties. Maakte deel uit van de (Staats)commissies-Biesheuvel, -Thomassen en -De Koning (een externe commissie van de Tweeede Kamer). Lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie in de periode 1999-2003 en daarna nog korte tijd in 2007. Promoveerde in 2011.
- 15.VVD-politicus en bestuurder. Geëngageerde liberaal die na lid te zijn geweest van de Leidse gemeenteraad al heel jong burgemeester werd en daarna achtereenvolgens als lid van de Eerste en Tweede Kamer een voorname rol speelde in de politiek. Was in de Tweede Kamer woordvoerder binnenlandse zaken, justitie, asielbeleid en bij de behandeling van de Grondwetsherziening 1983. Bracht twee initiatiefwetten tot stand. Na zijn vertrek uit de Haagse politiek lid van het Europese Parlement en in 1999 lijsttrekker bij de Europese verkiezingen. Beminnelijke en scherpzinnige jurist. Was ruim vijftien jaar staatsraad en daarna vier jaar voorzitter van de Kiesraad.
- 16.Bescheiden arbeidzame liberaal met technische opleiding, wars van publiciteit en bestuurlijk stuntwerk, die door zijn brede kennis van zaken waardering genoot als een gedegen no-nonsense provinciebestuurder. Krachtig pleitbezorger van het referendum. Bezocht als Commissaris van de Koningin in Gelderland niet de raden der gemeenten, maar de colleges van B&W. Betrekkelijk jong gestorven regent met gevoel voor humor, altijd gekleed in driedelig grijs.
- 17.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij Koninklijk Besluit wordt ingesteld door de regering.