Grondwetsherzieningen 1815 - heden
De eerste Grondwet1 na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp2 op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp. Sindsdien is de Grondwet3 regelmatig en soms zeer ingrijpend veranderd.
Al in 1815 was herziening nodig vanwege de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland. In dat jaar werd het tweekamerstelsel4 ingevoerd. Daarna volgden er nog vele, met die in 1983 als belangrijkste.
Contents
De belangrijkste veranderingen kwamen in 1848 tot stand, toen de basis werd gelegd voor ons huidige parlementaire stelsel en voor de bestuurlijke inrichting van ons land. De Grondwetsherzieningen van 1887 en 1917 stonden vooral in het teken van het kiesrecht en het onderwijs.
In de periode na 1945 was de dekolonisatie enkele keren reden voor herzieningen. In 1983 kwam, na lange discussie, een algehele herziening van de Grondwet tot stand, waarbij onder meer de opzet ervan werd gewijzigd en nieuwe grondrechten werden vastgelegd. Nadien vonden nog enkele aanpassingen op onderdelen plaats.
De afgelopen jaren zijn twee belangrijke voorstellen verworpen: over de benoeming van burgemeesters en Commissarissen van de Koningin, en over het correctief referendum. Een voorstel over de vervanging van volksvertegenwoordigers bij zwangerschap of ziekte is wel aangenomen.
Na 1983 vonden er geen ingrijpende herzieningen meer plaats, maar nog wel op enkele punten aangepast. Voor het laatst gebeurde dat in 2022 toen een aantal verschillende wijzigingen werden doorgevoerd. De belangrijkste waren de borging van de democratische rechtsstaat in de Grondwet en het getrapte kiesrecht voor niet-ingezeten Nederlanders voor de Eerste Kamer. Tenslotte werden in februari 2023 aan de discrimanitieverboden in artikel 15 nog 'handicap' en 'sexuele gerichtheid' toegevoegd.
-
Grondwetswijzigingen van 2022/2023
In 2022 werd de Grondwet op verschillende punten gewijzigd:
-
-er werd een algemene bepaling6 aan de Grondwet toegevoegd dat de Grondwet de grondrechten en de democratische rechtsstaat garandeert
-
-in artikel 137 werd het briefgeheim gemoderniseerd, waardoor er niet meer over een telegraaf maar overe telecommunicatiemiddelen wordt gesproken
-
-in artikel 178 werd toegevoegd dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn
-
-aan artikel 559 werd een lid toegevoegd zodat niet-ingezeten kiesgerechtigden via een kiescollege getrapt kiesrecht krijgen voor de Eerste Kamer
-
-in artikel 13710 werd verduidelijkt dat alleen de nieuw gekozen Tweede Kamer over een wijzigingsvoorstel in tweede lezing mag beslissen.
-
-
Grondwetswijziging van 2018
Op 21 december 2018 verscheen Staatsblad 493 met de publicatie van de deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming. Daarmee werd artikel 13111 van de Grondwet gewijzigd. Dat houdt in dat de Grondwetsbepaling dat de burgemeester en de commissaris van de Koning bij koninklijk besluit (door de 'Kroon') worden benoemd, komt te vervallen. De benoemingswijze wordt dan in een gewone wet geregeld, zodat deze makkelijker kan worden veranderd. Dit maakt de weg vrij voor invoering van een direct gekozen burgemeester of voor een door de raad gekozen burgemeester.
-
Grondwetswijziging van 2017
In 2017 werd de Grondwet gewijzigd ten aanzien van de positie van de Caribische openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Aan die openbare lichamen werd een grondwettelijke basis gegeven en er kwam een kiescollege voor de Eerste Kamer, te vergelijken met de Provinciale Staten.
-
Grondwetswijziging van 2008
In 2008 werd de Grondwet gewijzigd ten aanzien van het stemrecht van wilsonbekwamen (artikel 54) en het voorzitterschap van gemeenteraad en provinciale staten (artikelen 125 en 126).
-
Grondwetswijziging van 2006
In 2006 werd de grondwettelijke bepaling over onderwijs gewijzigd (artikel 23).
-
Grondwetswijziging van 2005
In 2005 werd de vervanging van zieke en zwangere volksvertegenwoordigers in de Grondwet opgenomen (artikel 57a).
-
Grondwetswijziging van 2002
In 2002 werd artikel 12 (binnentreden van de woning) opnieuw gewijzigd.
-
Grondwetswijziging van 2000
In 2000 werden de 'verdedigingsartikelen' in de Grondwet gewijzigd.
-
Grondwetswijziging van 1999
In 1999 werd de Grondwet gewijzigd ten aanzien van de voogdij over de minderjarige koning (artikel 34) en de Nationale Ombudsman (artikel 78a). Verder vervielen additionele artikelen.
-
Grondwetswijziging van 1995
In 1995 werden enkele defensiebepalingen in de Grondwet gewijzigd (artikelen 98 en 101), werd de voorgeschreven ontbinding van de Eerste Kamer bij een grondwetswijziging geschrapt (artikel 137) en werd een aantal enkele additionele artikelen geschrapt.
-
Grondwetswijziging van 1987
In 1987 werd de Grondwet gewijzigd ten aanzien van het binnentreden in woningen (artikel 12) en over het geven van inlichtingen door ministers en staatssecretarissen (artikel 68).
De herziening kwam tot stand na langdurige discussies over de Grondwetsherziening. In 1971 had de Staatscommissie-Cals/Donner12 al een uitvoerig rapport over de algehele herziening uitgebracht. Voorstellen tot staatkundige vernieuwing werden echter niet overgenomen.
Wel veranderde de opzet van de Grondwet en werden nieuwe grondrechten toegevoegd, zoals bescherming van burgers tegen discriminatie (artikel 1), vastlegging van de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, en de verplichting voor de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Veel verouderde bepalingen verdwijnen.
In deze periode vonden er veel herzieningen plaats als gevolg van de dekolonisatie. Daarnaast werden ook andere onderdelen van de Grondwet herzien. De herziening in 1956 was voorbereid door een Staatscommissie13. De wijzigingen in deze periode betreffen onder meer:
-
-de verplichting om bij wet te regelen wie lid zijn van het koninklijk huis (1971)
-
-verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd van 23 naar 21 jaar (1963) en naar 18 jaar (197214)
-
-een nieuwe regeling voor de schadeloosstelling van Tweede Kamerleden en de vergoeding van kosten voor Eerste Kamerleden; de uitwerking hiervan wordt aan de gewone wetgever overgelaten. (1953, 1971)
-
-verlaging van de minimumleeftijd om Kamerlid te worden van 30 jaar naar 25 jaar (196315)
-
-uitbreiding van het aantal leden van Tweede16 en Eerste Kamer17, van respectievelijk 100 naar 150 en 50 naar 75 (1956)
-
-een eenvoudiger regeling voor de totstandkoming van internationale verdragen; het parlement kan ook stilzwijgend akkoord gaan met een verdrag (195318, 1956)
-
-opneming van bepalingen over buitengewone bevoegdheden voor het burgerlijk gezag in geval van dreigende onrust (1948)
-
-de invoering van het instituut staatssecretaris (1948)
Wijzigingen vanwege dekolonisatie
In 195619 werd de nieuwe rechtsorde binnen het Koninkrijk vastgelegd. Dit was een vervolg op de totstandkoming van het Statuut in 1954, waarin de verhoudingen met Suriname en de Nederlandse Antillen werden geregeld.
Na de breuk met Indonesië behield Nederland nog wel tot 1962 zeggenschap over Nederlands-Nieuw-Guinea. In 1963 werd Nieuw-Guinea uit de Grondwet geschrapt als overzees rijksdeel.
In 194820 werd een apart hoofdstuk opgenomen over de mogelijkheid van soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië en van de vorming van een Nederlands-Indonesische Unie in een koninkrijk-nieuwe-stijl. Die kwam er uiteindelijk in december 1949. In 194621 was de mogelijkheid opgenomen om dienstplichtigen uit te zenden naar Nederlands-Indië vanwege de gewapende strijd die daar plaatsvond.
Tijdens het Interbellum
In 1922 vond er een belangrijke herziening plaats, onder meer over de Eerste Kamerverkiezingen. In 1938 was de herziening minder uitgebreid.
In 1938 behelsden de wijzigingen:
-
-invoering van het instituut minister zonder portefeuille22
-
-invoering van de mogelijkheid om openbare lichamen voor beroep en bedrijf23 in te stellen, dit zijn door de overheid erkende instanties die zich bezig houden met onderlinge afspraken binnen economische sectoren
In 1922 betroffen de wijzigingen onder meer:
-
-invoering van de evenredige vertegenwoordiging24 en een ander kiesstelsel25 bij de verkiezing van de Eerste Kamer
-
-schrapping van het begrip koloniën en opneming van Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao als delen van het Rijk
-
-opneming van de mogelijkheid tot instelling van publiekrechtelijke lichamen met verordenende bevoegdheden
-
-opneming van vrijstelling van krijgsdienst vanwege gewetensbezwaren
-
-alleen oorlogsverklaring na voorafgaande toestemming van het parlement
-
-alleen de directe nakomelingen van koningin Wilhelmina kunnen troonopvolger zijn
De Grondwetsherziening van 1917 maakte een einde aan de kiesrecht- en schoolstrijd, die in de tweede helft van de negentiende eeuw het politieke leven had beheerst. De herziening werd tot stand gebracht door minister van Binnenlandse Zaken P.W.A. Cort van der Linden.
Voortaan mochten alle mannen van boven de 23 jaar stemmen. Er kwam echter nog geen algemeen kiesrecht, want vrouwen kregen nog niet direct het kiesrecht. Invoering van het vrouwenkiesrecht werd wel grondwettelijk mogelijk.
Er golden niet langer bijzondere vereisten (zoals de eis om een bepaald ambt te hebben bekleed) om tot Eerste Kamerlid te kunnen worden gekozen.
De evenredige vertegenwoordiging werd ingevoerd, ter vervanging van het meerderheidsstelsel waarbij het land was opgedeeld in kiesdistricten.
Ten aanzien van het onderwijs werd vastgelegd dat het bijzonder onderwijs op dezelfde wijze recht had op financiële steun van de overheid als het openbaar onderwijs.
De herziening van de bepalingen over het kiesrecht was voorbereid door de Staatscommissie-Oppenheim; die over onderwijs door een Commissie onder leiding van het Kamerlid Dirk Bos. De oplossing van deze twee kwesties, die lange tijd de politiek beheersten, staat bekend als 'de pacificatie'.
Hoewel de resultaten van de herziening van 1887 op het eerste gezicht teleurstellend waren, was het belang op langere termijn toch groter dan gedacht. De grondwetsherziening leidde niet tot algemeen kiesrecht, noch tot een definitieve oplossing van de onderwijskwestie, maar gaf daartoe wel aanzetten.
De vereisten voor het kiesrecht werden namelijk aanzienlijk verruimd, waarbij uitwerking in de Kieswet verdere mogelijkheden bood. Wel wordt nu formeel vastgelegd - in de Grondwet van 1848 was dat verzuimd - dat vrouwen geen kiesrecht hadden.
De onderwijsbepaling bleef weliswaar ongewijzigd, maar uitspraken van Kamerleden en van minister Heemskerk26 openden de weg voor subsidieverlening aan het bijzonder onderwijs.
Verder leidde de herziening tot:
-
-verruiming van de mogelijkheden om tot Eerste Kamerlid gekozen te worden. Naast de hoogte van betaalde belastingen gaven voortaan ook allerlei ambten (zoals Tweede Kamerlid, hoogleraar, rechter) toegang tot het Eerste Kamerlidmaatschap
-
-de mogelijkheid voor Tweede Kamerleden om zelf initiatiefvoorstellen in de Eerste Kamer te verdedigen
-
-uitbreiding van het aantal leden van de Tweede Kamer van 86 naar 100 en van de Eerste Kamer van 39 naar 50
Enkele gedetailleerde bepalingen over defensie, waterstaat en het gemeentelijk en provinciaal bestuur werden uit de Grondwet gehaald
In 1884 was al door een beperkte herziening de mogelijkheid opgenomen om ook tijdens een regentschap de Grondwet te mogen wijzigen. Dat was wenselijk, omdat gevreesd werd dat na het overlijden van koning Willem III27 er lange tijd een regentschap zou zijn.
De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.
Pas in 1840 werd de afscheiding van België uit 1830 in de Grondwet vastgelegd. Koning Willem I28 had zich daar lange tijd niet bij willen neerleggen. Daardoor bestond 10 jaar de vreemde situatie dat er een parlement was met slechts de helft van het voorgeschreven aantal leden.
Door de herziening werd het maximale aantal leden van de Eerste Kamer gehalveerd en ging dat van de Tweede Kamer van 110 naar 58. Voorheen waren er 55 Noord-Nederlandse vertegenwoordigers geweest in de Tweede Kamer. In 1840 kreeg Limburg er drie afgevaardigden bij en kwam het aantal op 58.
Door deze Grondwet werd ook de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid29 ingevoerd. Hoewel ministers30 formeel nog niet politiek verantwoordelijk werden voor hun daden, leidde dit er toch toe dat ministers in het parlement directer konden worden aangesproken op besluiten.
Op initiatief van enkele Tweede Kamerleden werd wettelijke regeling van het kiesrecht voor de besturen van gemeenten en provincies vereist.
De herziening regelde ten slotte de splitsing van de provincie Holland in Noord- en Zuid-Holland. Er bestonden in die provincies overigens al twee afzonderlijke besturen.
Al in 1815 werd de Grondwet herzien. De meest in het oog lopende verandering was de tweetaligheid van de Grondwet. Uiteraard werden ook inhoudelijke aanpassingen aangebracht vanwege de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland.
De Staten-Generaal31 werd gesplitst in twee Kamers. De leden van de Eerste Kamer werden voor het leven benoemd door de Koning uit de aanzienlijksten van het land. De nieuwe Tweede Kamer werd indirect gekozen. Van de 110 leden kwamen er 55 uit het Noorden en 55 uit Zuiden, hoewel er daar meer inwoners waren. De Tweede Kamer zou in het openbaar vergaderen, de Eerste Kamer in het geheim. De vergaderingen vonden afwisselend in Den Haag en Brussel plaats.
In de Grondwet was niet langer sprake van een soevereine vorst, maar van een koning. De bepaling dat de vorst tot de Hervormde Kerk moest behoren, werd geschrapt.
De gewone begroting (naast die voor bijzondere uitgaven, zoals voor oorlog) werd niet meer voor onbepaalde tijd, maar voor tien jaar vastgesteld.
In plaats van een tienjarige begroting komt er een tweejaarlijkse begroting.
Bij de Staten-Generaal31 zijn op dit moment acht wetsvoorstellen voor wijziging van de Grondwet in behandeling. Vijf daarvan zijn een initiatief van Tweede Kamerleden, drie zijn door de regering ingediend. Daarnaast is er een internetconsultatie gaande voor één wijzigingsvoorstel.
Grondwetscommissie(s)
Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij Koninklijk Besluit32 wordt ingesteld door de regering.
meer over
- 1.Erfprins Willem verklaarde op 1 december 1813 de soevereiniteit over Nederland te aanvaarden onder waarborging 'eener wijze constitutie'. De nieuwe soevereine vorst benoemde op 21 december daarom een commissie die onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp een ontwerp-Grondwet moest opstellen. Dat ontwerp werd op 29 maart 1814 in een vergadering van notabelen in Amsterdam goedgekeurd.
- 2.Gematigde Rotterdamse orangist en liberaal. Grondlegger van het Nederlandse staatsbestel. Ontwierp in de Bataafs-Franse Tijd een Grondwet. Die 'Schetsen' vormden de basis voor de Grondwet van 1814. Was zelf voorzitter van de Grondwetscommissies in 1813/1814 en 1815. Vormde in december 1813 met Van der Duyn van Maasdam het Voorlopig Bewind en maakte de weg vrij voor Soeverein Vorst (later koning) Willem I. Kwam later evenwel met die koning in conflict, waarbij hem zelfs de titel 'minister van staat' werd ontnomen. Origineel denker met een scherp verstand die zijn gedachten steeds aan papier toevertrouwde. Tamelijk ijdel.
- 3.De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument en hoogste nationale wet van Nederland. Zij bevat de regels voor onze staatsinstellingen en de grondrechten van de burgers. Daarnaast bevat de Grondwet regels over bestuur, wetgeving en rechtspraak. De Grondwet telt acht hoofdstukken. Artikel 5.2 van het Statuut van het Koninkrijk bepaalt dat de Grondwet de bepalingen daarvan in acht neemt.
- 4.Veel landen hebben een parlement dat uit twee Kamers bestaat. Zo heeft het Verenigd Koninkrijk een Hoger- en Lagerhuis en kent Duitsland een Bondsdag en een Bondsraad. Ook Nederland heeft sinds 1815 twee Kamers en daarmee een tweekamerstelsel ('bicameralisme').
- 5.Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
- 6.De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.
- 7.1. Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim.
- 8.1. Ieder heeft bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
- 9.1. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van provinciale staten en de leden van de kiescolleges, bedoeld in het tweede lid en artikel 132a, derde lid. De verkiezing wordt, behoudens in geval van ontbinding der kamer, gehouden binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten.
- 10.1. De wet verklaart, dat een verandering in de Grondwet, zoals zij die voorstelt, in overweging zal worden genomen.
- 11.De commissaris van de Koning en de burgemeester worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 12.De staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) moest advies uitbrengen over een algehele herziening van de Grondwet en over daarmee in verband staande wijzigingen van de Kieswet. De commissie werd op 26 augustus 1967 ingesteld door het kabinet-De Jong en bracht op 29 maart 1971 haar eindrapport uit.
- 13.De staatscommissie Van Schaik werd op 17 april 1950 ingesteld bij koninklijk besluit door het kabinet-Drees/Van Schaik. Zij moest naar aanleiding van de dekolonisatie en de komst van internationale organen een algehele herziening van de Grondwet voorbereiden.
- 14.In 1972 werd de Grondwet op vijf punten gewijzigd. Het betrof de kiesrechtleeftijd, het lidmaatschap van het koninklijk huis, belastingvrijdom van de koning en van leden van het koninklijk huis, vergoedingen en pensioen van leden van de Staten-Generaal en de vrijheid van onderwijs (verspoeling toezicht vanwege rijschool-onderwijs).
- 15.In 1963 werden vier veranderingen de Grondwet aangebracht. Die gingen over de troonopvolging, over verlaging van de leeftijd voor actief kiesrecht en over de leeftijdvereiste voor de Tweede Kamer. Verder werden de bepalingen over Nederlands Nieuw-Guinea geschrapt.
- 16.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 17.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 18.In 1953 werden grondwetsbepalingen ten aanzien van de buitenlandse betrekkingen veranderd. Dat was het enige van de zeven ingediende voorstellen dat de eindstreep haalde.
- 19.In 1956 werd de Grondwet herzien ten aanzien van de ledenaantallen van Eerste en Tweede Kamer, de schadeloosstelling, kosten en pensioen van leden van de Tweede Kamer, kostenvergoeding voor leden van de Eerste Kamer, de krijgsmacht, de buitenlandse betrekkingen en aanpassing aan de nieuwe rechtsorde van het Koninkrijk.
- 20.In 1948 werden in de Grondwet bepalingen opgenomen over het voorbereiden en vestigen van een nieuwe rechtsorde en om instelling van het instituut van staatssecretaris mogelijk te maken. Verder kwam er een bepaling over het inkomen van de afgetreden koning(in) en werden bepalingen opgenomen over de uitzonderingstoestand.
- 21.In 1946 werd in de Grondwet de mogelijkheid opgenomen om dienstplichtigen uit te zenden naar Nederlands-Indië vanwege de gewapende strijd die daar plaatsvond.
- 22.Een minister zonder portefeuille is verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein, maar heeft niet de politieke leiding over een ministerie. Ministers zonder portefeuille hebben, anders dan staatssecretarissen, zitting in de ministerraad en kunnen dus ook meestemmen over alle beslissingen. De benoeming van een minister speciaal voor een bepaald beleidsterrein is een teken dat men dit onderwerp belangrijk vindt.
- 23.1. Bij of krachtens de wet kunnen openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere openbare lichamen worden ingesteld en opgeheven.
- 24.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 25.De wijze waarop de volksvertegenwoordiging wordt gekozen, noemen we het kiesstelsel. Dit stelsel is medebepalend voor het type volksvertegenwoordiging en het type bestuur dat een land heeft. In Nederland hebben we evenredige vertegenwoordiging. Landen zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben een meerderheidsstelsel.
- 26.Belangrijke negentiende-eeuwse politicus, die driemaal een bekwame minister van Binnenlandse Zaken was, met grote kennis van zaken. Aanvankelijk gematigd liberaal Tweede Kamerlid voor Amsterdam. Werd allengs conservatiever. Speelde een voorname rol in de conflictenperiode (1866-1868), waarbij kabinet en koning de strijd aanbonden met de Tweede Kamer. Was daarna enige tijd raadsheer in de Hoge Raad. Bracht in zijn tweede periode als minister belangrijke wetten tot stand zoals de Hoger-onderwijswet, de Hinderwet en de Spoorwegwet. In 1883 formateur en leider van een gematigd kabinet, die behendig de Grondwetsherziening verdedigde die de weg opende naar uitbreiding van het (mannen)kiesrecht. Hardwerkende pragmaticus met een conservatieve levenshouding. Politicus zonder partij, die bedaard en met milde humor optrad.
- 27.Vorst in de tweede helft van de negentiende eeuw. Volgde in 1849 zijn vader pas na enige aarzeling op, omdat hij weinig ingenomen was met de nieuwe liberale Grondwet. Trachtte nog enige jaren zijn macht enigszins te herwinnen en behield nog enige jaren invloed op ministersbenoemingten. Ging soms in tegen zijn ministers, bijvoorbeeld in 1853 (Aprilbeweging). Had lange tijd ook een afkeer van Thorbecke. Verloor later steeds meer interesse in de politiek. Kreeg bovendien te maken met privé-affaires, met conflicten met zijn zoons en met gezondheidsproblemen. Berucht vanwege zijn wispelturigheid en barse uitvallen tegen onder anderen ministers. Trouwde op hoge leeftijd met de veel jongere Duitse prinses Emma, die hem een opvolgster, Wilhelmina, schonk.
- 28.De 'Koning-Koopman'. Eerste Nederlandse koning na het herstel van de zelfstandigheid in 1814. Had ervaring als vorst opgedaan in Fulda. Regeerde als verlichte autoritaire vorst en zette zich in voor ontwikkeling van het economisch leven (kanalen!). Weigerde zich lange tijd neer te leggen bij de afscheiding van België van 1830 en veroorzaakte mede daardoor problemen met de staatsfinanciën. Die financiële politiek was de voornaamste bron van kritiek van de oppositie. Trad in 1840 teleurgesteld af na een beperkte Grondwetsherziening. Verloor de grote lijnen vaak uit het oog, doordat hij zich te veel bezighield met details. Beschouwde ministers als zijn dienaren en stelde in hen vaak weinig vertrouwen.
- 29.De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers, gezamenlijk en afzonderlijk, verantwoording aan het parlement afleggen voor hun beleidsdaden. Zij alleen zijn (politiek) verantwoordelijk voor wetgeving en beleid. De Koning, die tevens deel uitmaakt van de regering, is dat niet. De staatssecretarissen zijn eveneens politiek aansprakelijk.
- 30.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 31.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
- 32.Een koninklijk besluit (KB) is een besluit van de regering dat zonder medewerking van de Staten-Generaal wordt genomen.
- 33.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.