Artikel 26: Toepassing octrooien waarop geheimhoudingsplicht rust in overige Lid-Staten - Main contents
-
1.Wanneer kennis welke het onderwerp is van octrooien, octrooi-aanvragen, voorlopig bescherminggevende rechten, gebruiksmodellen of aanvragen om gebruiksmodel aan geheimhouding wordt onderworpen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 24 i en 25 i, kunnen de Staten die de toepassing van dit stelsel gevraagd hebben, niet weigeren hun toestemming te geven om overeenkomstige aanvragen in de overige Lid-Staten in te dienen.
Elke Lid-Staat neemt de nodige maatregelen om de geheimhouding van dergelijke rechten en aanvragen te waarborgen volgens de procedure, voorgeschreven door de nationale wetten en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat.
-
2.De overeenkomstig artikel 24 aan geheimhouding onderworpen kennis kan niet dan met algemene instemming van de Lid-Staten in aanmerking komen voor indiening van aanvragen buiten die Staten. Spreken die Staten zich niet uit, dan wordt deze instemming geacht verkregen te zijn, zes maanden na de datum waarop de Commissie deze kennis medegedeeld heeft aan de Lid-Staten.
De betrokken Lid-Staat mag niet weigeren, dat de octrooiaanvrager tevens aanvragen om geheim octrooi indient in de andere Lid-Staten.
De Lid-Staten mogen echter wel hun goedkeuring weigeren voor het aanvragen van octrooien in derde landen.