Beëdiging ministers en staatssecretarissen
Bij het aantreden van een nieuw kabinet1 worden de nieuwe ministers2 en alle staatssecretarissen3 beëdigd. Zittende ministers gaan over in het nieuwe kabinet. Feitelijk wordt besloten het door hen gevraagde ontslag niet te verlenen (of zij komen terug op hun verzoek hun portefeuilles ter beschikking te stellen). Wel kunnen bewindslieden in het nieuwe kabinet een andere functie krijgen, maar dit wordt bij Koninklijk Besluit4 geregeld.
De nieuwe ministers worden in volgorde van anciëniteit van het ministerie beëdigd (Buitenlandse Zaken bestaat bijvoorbeeld langer dan Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het afleggen van de eed of belofte gebeurt ten overstaan van de koning, maar de tekst wordt voorgelezen door de directeur van het Kabinet van de Koning.
Eed
Bij de aanvaarding van hun ambt leggen de ministers en de staatssecretarissen ten overstaan van de Koning de volgende eden of verklaringen en beloften af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot minister (staatssecretaris) te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer (beloof) dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"
(Dat verklaar en beloof ik!").
Ambtsmisdrijf
Schending van de eed of belofte is een ambtsmisdrijf5, waarvoor strafrechtelijke vervolging mogelijk is. De regering of de Tweede Kamer moet daarvoor bij de Hoge Raad om verzoeken. Een dergelijke vervolging is nog nooit voorgekomen.
Meer over
- 1.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 2.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 3.Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
- 4.Een koninklijk besluit (KB) is een besluit van de regering dat zonder medewerking van de Staten-Generaal wordt genomen.
- 5.Ambtsmisdrijven van Tweede en Eerste Kamerleden, ministers en staatssecretarissen worden, ook na hun aftreden, berecht door de Hoge Raad. De opdracht voor vervolging moet worden gegeven bij koninklijk besluit of bij besluit van de Tweede Kamer. Dat staat in artikel 119 van de Grondwet. Een voorbeeld van een ambtsmisdrijf is het bekendmaken van een staatsgeheim of het aannemen van steekpenningen.
- 6.Aan de benoeming van een minister (en staatssecretaris) gaat een hele procedure vooraf: tijdens de kabinetsformatie wordt er gezocht naar kandidaten, vervolgens moeten zij gescreend worden en tot slot voeren zij een gesprek met de formateur, waarin wordt bekeken of er 'enig beletsel is in het heden of verleden van de kandidaat om de functie te aanvaarden'.
- 7.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.