1978: Kruisinga vertrekt vanwege omstreden bom
Op 4 maart 1978 trad minister Kruisinga1 van Defensie af. Hij was het niet met zijn collega-ministers eens over het Nederlandse standpunt over de introductie van de Neutronenbom. Drie maanden na het aantreden van het kabinet en na Kamerdebatten waarin ministers elkaar tegenspraken, was het vertrek van de voormalige CHU-leider een eerste ernstige crisis in het eerste kabinet-Van Agt2.
Contents
In 1958 werd in de VS voor het eerst een Neutronenbom ((ERRB=Enhanced radiation reduced blastwapon) ontwikkeld. De N-bom is een kleine waterstofbom, die een kleinere explosieve kracht heeft dan een atoombom, maar tevens een grotere hoeveelheid dodelijke radioactiviteit verspreidt. De bom doodt mensen, maar beperkt de schade aan gebouwen (al leidt de explosieve kracht er niet toe dat alle gebouwen onbeschadigd blijven, zoals soms wordt gedacht).
In 1976, tijdens het presidentschap van Carter, werd door de VS overwogen de N-bom aan het wapenarsenaal van de NAVO toe te voegen. Het wapen zou via onder andere Lanceraketten en antitankwapens kunnen worden afgevuurd. Het was geschikt om in Europa in te zetten tegen tanks van het Warschaupact. Formeel moest de VS een besluit nemen over productie, waarna de NAVO-landen tot introductie konden overgaan.
Tegen deze mogelijke introductie rees in enkele NAVO-landen zoals Noorwegen en België verzet. Het verzet was in Nederland echter het hevigst. Het ging om bezwaren in zowel politieke kring als bij wetenschappers en kerkelijke leiders. Er was vooral vrees dat de N-bom tot een verdere opvoering van de bewapeningswedloop zou leiden tussen Oost en West. Ook waren er ethische bezwaren tegen het wapen.
In Nederland kwam een brede volksbeweging op gang tegen de neutronenbom. In 1977 werd de actie 'Stop de Neutronenbom' opgezet, die zich richtte op het verzamelen van handtekeningen tegen het wapen (uiteindelijk leidde dat tot ruim 1 miljoen handtekeningen). Hoewel vooral communisten aan de wieg stonden van de actie en CPN-bestuurder Nico Schouten secretaris was van het actiecomité, sloten velen zich erbij aan.
In het in december 1977 aangetreden kabinet-Van Agt waren de meningen verdeeld. Minister Kruisinga keerde zich tegen introductie. Met name de VVD-ministers vonden dat het wapen moest worden ingebracht in de onderhandelingen met het Oostblok. Als de Sovjet-Unie bereid was de kernbewapening te verminderen, zou worden afgezien van introductie van de N-bom.
Op 3 februari 1978 sprak de CDA-fractie in de Tweede Kamer3 zich echter unaniem uit tegen productie en invoering van de Neutronenbom, omdat zij vreesde dat daarmee de wapenbeheersing in gevaar kwam. Eerder hadden de linkse oppositiepartijen (PvdA4, PPR5, PSP6, CPN7) en D668 zich al tegen het wapen uitgesproken.
De eerste gelegenheid voor de Tweede Kamer om een standpunt in te nemen, deed zich voor tijdens de behandeling van het NAVO-deel van de begrotingen van Buitenlandse Zaken en Defensie op 14 en 15 februari. Tijdens dit debat kwam de tegenstelling tussen VVD-minister Van der Klaauw9 van Buitenlandse Zaken en CDA-minister Kruisinga van Defensie in de openbaarheid.
PvdA'er Stemerdink10 en D66'er Brinkhorst11 wisten aan Kruisinga de uitspraak te ontlokken dat hij tegen introductie van de N-bom was. Volgens hem was dit ook het standpunt van het gehele kabinet. Het lukte Van der Klaauw niet Kruisinga te weerhouden die uitlatingen te doen. Het NAVO-debat werd op 15 februari geschorst, omdat Van der Klaauw andere verplichtingen had en zou later worden voortgezet.
Na de ministerraad12, twee dagen later, verklaarde vicepremier Wiegel13 dat Kruisinga niet het standpunt van het kabinet had weergegeven. Het kabinet vond het besluit over productie een zaak van de VS en wilde introductie afhankelijk maken van onderhandelingen door de NAVO. Het kabinet was beducht voor een afwijkend Nederlands standpunt in de NAVO.
Tijdens de voortzetting van het debat op 28 februari verdedigde vooral minister Van der Klaauw het kabinetsstandpunt. Na vragen van de oppositie leek minister Kruisinga weer enige afstand te nemen van zijn eerdere uitspraken. Een poging van de CDA-fractie om via een motie (ingediend door woordvoerder J.J.P. de Boer14) de standpunten van CDA15 en VVD16 te verzoenen, mislukte omdat de linkse oppositie de motie niet ver genoeg vond gaan en de VVD, onder aanvoering van defensiewoordvoerder Ploeg17, eveneens tegen was. De motie werd verworpen.
Na het debat schreef Kruisinga (op 3 maart) een ontslagbrief aan de koningin. Hij meldde zich niet te kunnen verenigen met het kabinetsstandpunt over de N-bom. Hij verklaarde altijd al een tegenstander te zijn geweest van dat wapen. Hij verwees daarbij onder meer naar de ethische bezwaren vanuit kerkelijke kring en naar de uitgangspunten van het CDA. Ook maakte hij melding van meningsverschillen in het kabinet, daarbij suggererend dat er meer ministers waren die zijn standpunt deelden.
Premier Van Agt18 legde op 7 maart in de Tweede Kamer een verklaring af over het ontslag van Kruisinga. Hij deed dat - zowel in de ogen van de oppositie als in die van de CDA-fractie - zonder waarderende woorden voor de afgetreden minister. Van Agt hield de Kamer voor dat Kruisinga geen voorbehoud had gemaakt bij zijn aantreden als ministers en dat hij ten onrechte de indruk had gewekt dat de ministerraad verdeeld was.
De toon die Van Agt had aangeslagen, werd van diverse zijden bekritiseerd. PvdA-leider Den Uyl19 noemde de verklaring van Van Agt 'onwaardig' en zelfs 'stuitend'. Hij zei dat Van Agt als formateur toch verantwoordelijk was geweest voor de benoeming van Kruisinga. D66-fractievoorzitter Terlouw20 zei dat Van Agt in zijn verklaring feitelijk had gezegd dat Kruisinga een 'leugenaar, draaitol en non-valeur' was. En dat terwijl Van Agt bij het aantreden toch had gezegd dat het kabinet niet zou bestaan uit 'nietsnutten, ijdeltuiten en non-valeurs'.
CDA-fractievoorzitter Aantjes21 zei: 'zo neem je geen afscheid van een teamgenoot'. Hij had een stukje warmte gemist in de verklaring van Van Agt.
Inhoudelijk mondde het debat uit in aanvaarding van een motie-Terlouw, waarin werd uitgesproken dat Nederland de VS te kennen moest geven tegen productie van de N-bom te zijn. De motie werd aangenomen met als tegenstemmers de fracties van VVD, SGP, GPV en Boerenpartij, alsmede tien CDA-leden (onder wie Schakel22, Van den Broek23 en Van Leijenhorst24). Aanvaarding van de motie was door het kabinet ontraden.
Al in de verklaring over het ontslag van Kruisinga deelde premier Van Agt mee dat er een opvolger was: Willem Scholten25. Deze CHU-politicus was ruim tien jaar Tweede Kamerlid geweest. Hij was staatssecretaris van belastingen in het kabinet-Biesheuvel26. In 1976 stapte hij over naar de Raad van State27. Algemeen werd hij als een weliswaar vrij conservatieve, maar ook gerespecteerde politicus beschouwd.
De discussie over de Neutronenbom was met de ministerswisseling geenszins van de baan. In oktober 1978 was het wapen onderwerp van een interpellatie-Beckers (PPR). President Carter had namelijk besloten het wapen alsnog in productie te nemen, nadat in april 1978 nog tot uitstel was besloten. Het besluit tot productie was niet eerst aan de NAVO-partners meegedeeld.
In het debat bleek wederom de verdeeldheid tussen de regeringspartijen CDA en VVD. Een motie-Beckers waarin werd gevraagd de Nederlandse afwijzing van het wapen aan de VS mee te delen, werd aangenomen met de stem van VVD, SGP, GPV en drie CDA-leden tegen. De opstelling van de CDA-fractie en met name van haar fractievoorzitter Aantjes wekte steeds meer wrevel bij de VVD en het kabinet. Het kabinet deelde de in de motie neergelegde uitspraak niettemin korte tijd later mee in Washington.
Uiteindelijk zag de NAVO in 1978 alsnog af van toevoeging van de N-bom aan het wapenarsenaal. De afwijzende opstelling van Nederland, Noorwegen en België speelde daarbij een rol, maar belangrijker was dat getwijfeld werd aan de strategische betekenis van het wapen. Onder president Reagan zou in de VS wel verder worden gewerkt aan het ontwikkelen van neutronenmunitie die vanaf raketten kon worden afgevuurd. Pas in 2003 werden de laatste neutronenwapens ontmanteld.
Meer over
- 1.Van huis uit doopsgezinde arts en christendemocratisch politicus wiens niet onopgemerkt gebleven politieke leven werd omlijst door een minder spraakmakende, maar glanzende ambtelijke loopbaan op het gebied van de volksgezondheid. Werd staatssecretaris op dat terrein in het kabinet-De Jong en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel. Als fractievooorzitter van de CHU speelde hij tijdens het kabinet-Den Uyl behendig op twee borden: oppositie voeren en tevens de eenheid bevorderen met regeringspartijen ARP en KVP in aanloop naar het CDA. Werd verrassend minister van Defensie in het kabinet-Van Agt I. Verzette zich als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. Riep in eigen kring soms weerstand op door een flinke mate van ijdelheid.
- 2.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 3.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 4.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 5.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 6.De Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), opgericht in 1957, was een pacifistische partij, die tevens streefde naar hervorming van de maatschappij in socialistische zin. In 1990 fuseerde de partij met PPR, CPN en EVP tot GroenLinks.
- 7.De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
- 8.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 9.Minzame diplomaat en topambtenaar, die zich als minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt I met moeite politiek wist te handhaven. Kreeg te maken met hevige oppositie (ook uit regeringsfractie CDA) over onder meer het kernwapenbeleid, Zuid-Afrika en duikbootleveranties aan Taiwan. Had een vrij slechte presentatie en was eigenlijk te zachtaardig voor het harde politieke bedrijf. Werd na zijn aftreden als minister ambassadeur in Brussel en Lissabon. Van huis uit historicus en gepromoveerd op een proefschrift over de relatie met Belgiė in het interbellum.
- 10.Jarenlang als Tweede Kamerlid en bewindsman defensiespecialist van de PvdA. Was aanvankelijk kapitein bij de Landmacht, maar verloor bij een militaire oefening een oog, waarna hij rechten ging studeren. Daarna secretaris van de Krijgsraad, Statenlid in Noord-Brabant en raadslid in Den Bosch en vanaf 1970 Tweede Kamerlid. In het kabinet-Den Uyl was hij staatssecretaris en één jaar minister. In het kabinet-Van Agt II weer staatssecretaris. In de periodes 1978-1981 en 1982-1994 eveneens Kamerlid. Onafhankelijk politicus met historische belangstelling. Voerde actie voor het behoud van de oude vergaderzaal van de Tweede Kamer. IJverig publicist.
- 11.D66-politicus, Europeaan in hart en nieren. Was al op jonge leeftijd hoogleraar in Groningen en stond bekend als scherp denker en debater. Werd staatssecretaris van Europese Zaken in het kabinet-Den Uyl en daarna Tweede Kamerlid. Volgde in 1981 Terlouw op als fractievoorzitter, maar vertrok na de verkiezingsnederlaag in 1982 uit de Haagse politiek. Via Europese ambtelijke en diplomatieke functies en het Europees Parlement keerde hij in 1999 verrassend terug als minister van Landbouw in het kabinet-Kok II. Saneerde de varkenshouderij en pakte krachtdadig de MKZ-crisis aan, al verweten boeren hem daarbij harteloos te zijn. Als minister van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende II warm verdediger van sociaaleconomische hervormingen. Nadien hoogleraar internationaal en Europees recht en bestuur in Leiden.
- 12.De ministerraad is de vergadering van alle ministers onder leiding van de minister-president. Alle ministers, ook de ministers zonder portefeuille, maken deel uit van de ministerraad en hebben daarin stemrecht. Staatssecretarissen hebben alleen toegang als zij zijn uitgenodigd. In de ministerraad wordt overlegd over het algemene regeringsbeleid. De leden dragen hiervoor een collectieve verantwoordelijkheid.
- 13.Voorman en prominent lid van de VVD. Bevorderde in de periode 1971-1982 als (jeugdig) partijleider door een op de middengroepen en geschoolde arbeiders gerichte koers de groei van zijn partij. Zette zich sterk af tegen het kabinet-Den Uyl. Uitstekend debater en raspoliticus die optimaal gebruikmaakte van de media. Kon het goed vinden met CDA-leider Van Agt en werd in diens kabinet in 1977 vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken. Werd in 1982 Commissaris van de Koningin in Friesland, maar bleef lang een vooraanstaande rol in zijn partij spelen. Stapte later over naar de organisatie van zorgverzekeraars en werd senator. Zijn tegenstem in de Eerste Kamer tegen het correctief referendum veroorzaakte in 1999 een korte kabinetscrisis. Hoffelijke man, die feitelijk vrij verlegen is en een afkeer heeft van scherpslijperij. Geniet graag van een goed glas en goede maaltijd.
- 14.Katholieke marineofficier, die buitenland- en defensiewoordvoerder van de CDA-fractie was. Na een glanzende carrière bij de Koninklijke Marine leende hij zijn deskundigheid aan de ministeries van Defensie en van Economische Zaken en vervolgens aan de politiek. Als lid van de Tweede Kamer was hij - waar nodig - kritisch over, maar uiteindelijk altijd loyaal aan het defensiebeleid van zijn partij. Hij gold als redelijk behoudend en verraste dan ook met zijn steun aan een PvdA-motie voor het instellen van een olieboycot tegen Zuid-Afrika. Speelde vooral binnenskamers een sturende rol in de beladen kernwapendiscussie in de jaren tachtig. Enige jaren voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken.
- 15.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 16.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 17.Defensie-woordvoerder van de VVD-Tweede Kamerfractie, die staatssecretaris van onder meer dierenwelzijn en visserij werd in het eerste kabinet-Lubbers. Vocht als officier mee in de Korea-oorlog. Nadien onder meer docent aan de Hogere Krijgsschool en luitenant-kolonel. Vurig verdediger van de NAVO en voorstander van een krachtige defensie die weinig op had met vredesactivisten. Mocht noch in 1977, noch in 1982 staatssecretaris van Defensie worden, maar werd in dat laatste jaar tot veler verrassing wel staatssecretaris van Landbouw. Keerde vervolgens nog drie jaar terug in de Tweede Kamer.
- 18.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 19.Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
- 20.Natuurkundige, jeugdboekenschrijver en D66-voorman; na Van Mierlo hét gezicht van D66. In 1971 Tweede Kamerlid en in 1973 fractievoorzitter. Wist in 1976 zijn partij te redden en vervolgens naar electoraal succes te leiden. Vicepremier en minister van Economische Zaken in het tweede kabinet-Van Agt. Botste toen vaak met zijn collega-minister Den Uyl en kwam zowel binnen als buiten zijn partij onder vuur te liggen. Werd in 1982 met tegenzin weer lijsttrekker, maar verdween na de voor D66 teleurstellende verkiezingen enige jaren van het politieke toneel. In 1991 de eerste D66-Commissaris van de Koningin en later nog vier jaar senator. Kalme, vriendelijke domineeszoon, die als de verpersoonlijking van 'het redelijke alternatief' (de slogan van zijn partij) bekendstond en door velen werd getypeerd als 'de ideale schoonzoon'.
- 21.Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt tot de loyalisten. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
- 22.Markant en bekend ARP- en CDA-Tweede Kamerlid. Gereformeerde dorpsburgemeester uit de Alblasserwaard, die als jongeman een moedig verzetsstrijder was. Na de oorlog de jongste burgemeester van Nederland. Kwam in 1964 als vertegenwoordiger van de rechtervleugel van zijn partij (de zgn. 'verontrusten') in de Kamer. Bleef op de rechtervleugel opereren, ook later als CDA'er. Kreeg door zijn achtergrond en optreden in de Kamer op den duur gezag in de Tweede Kamer. Las bijvoorbeeld als één van de laatsten zijn speeches niet voor. Woordvoerder op gebied van binnenlands bestuur en verkeer en belangenbehartiger van de wegvervoerders. Enige jaren eerste ondervoorzitter van de Kamer. Laatste burgemeester/Tweede Kamerlid. Trouw deelnemer aan de vierdaagse in Nijmegen.
- 23.Juridisch geschoolde CDA-politicus, die lange tijd minister van Buitenlandse Zaken was. Begon zijn loopbaan als advocaat in Rotterdam en was later werkzaam bij Enka in Arnhem. Justitie-woordvoerder van de KVP en het CDA in de Tweede Kamer. Werd in 1982, na één jaar staatssecretaris te zijn geweest, minister. Gold als een overtuigd aanhanger van de Atlantische samenwerking en verdedigde van harte het NAVO-besluit om kruisraketten te plaatsen in Nederland. Dreigde met name op Europees gebied soms overvleugeld te worden door de premier. Was enige tijd 'kroonprins' bij het CDA. Na zijn ministerschap Europees Commissaris voor buitenlandse betrekkingen. Geen voorstander van een moraliserende buitenlandse politiek. Kwam vaak nogal zelfstandig tot zijn beleidskeuzes. Kreeg in 2005 de titel minister van staat.
- 24.In de CHU een representant van het vooral op de Veluwe voorkomende orthodoxe protestantisme. Trouwe werker, die zich vooral met onderwijszaken bezighield. Behoorde in ethische zaken tot de uiterste rechtervleugel (stemde tegen de wetsvoorstellen over abortus en euthanasie en de algemene wet gelijke behandeling). Was voor hij de politiek in ging scheikundeleraar in Almelo en Gouda. Actief in diverse organisaties van protestants-christelijke signatuur (met name op onderwijsgebied). In het kabinet-Van Agt II als staatssecretaris belast met minderhedenbeleid en rampenbestrijding. In het kabinet-Lubbers I staatssecertaris van onderwijs. Stond welwillend tegenover het Zuid-Afrikaanse Apartheidsbewind.
- 25.CHU- en CDA-politicus die vele hoge functies bekleedde. Begon zijn politieke loopbaan als fiscaal specialist van de CHU-Tweede Kamerfractie en werd staatssecretaris van belastingen in de kabinetten-Biesheuvel. Stapte in 1976 over naar de Raad van State, maar keerde na het aftreden van Kruisinga begin 1978 terug als minister van Defensie. Was in die functie medeverantwoordelijk voor het besluit kruisraketten te plaatsen in Nederland. Werd in 1980, zeer tegen de zin van de PvdA, benoemd tot vicepresident van de Raad van State. Speelde als informateur in 1982 een belangrijke rol bij de vorming van het eerste kabinet-Lubbers. Gezaghebbend en integer. Zowel wat politieke als persoonlijke opvattingen betreft behoudend.
- 26.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 27.De Raad van State is een van de Hoge Colleges van Staat en heeft als voornaamste taak de regering en het parlement te adviseren over wetgeving en bestuur. Daarnaast is deze instantie de hoogste algemene bestuursrechter.