Toekomstperspectief van het bedrijf - Main contents
Ik kom bij mijn laatste blokje, over het toekomstperspectief van het bedrijf en de omschakelingsmogelijkheden: het flankerend beleid. Ik denk dat het belangrijk is om daarbij stil te staan omdat de toekomst van de ondernemers die verder willen, zal moeten liggen bij een andere ondernemersactiviteit.
Daarbij doet zich een aantal problemen voor waar wij, en zoals uit de inbrengen blijkt ook deze Kamer, verder over willen denken en spreken. Laat ik in algemene zin zeggen dat er natuurlijk mogelijkheden zijn voor flankerend beleid. Het ministerie van Landbouw kent nog altijd 39 subsidieregelingen voor verschillende doeleinden van beleid en voor verschillende sectoren. Ik heb nog even op de website gekeken van het LNVLoket. Er is geen enkele reden om niet ook voor deze sector, die in een omschakelingsperiode terecht gaat komen, na te denken over flankerend beleid. Het LNV-Loket is er voor ons allemaal. Nee, dat is niet waar. Het LNV-Loket is er voor alle agrarische ondernemers. Daarbij valt te denken aan een aantal problemen. Als het bedrijf wordt beëindigd en niet te verkopen valt, althans niet met het idee om het bedrijf voort te zetten als nertsenhouderij, dan zal een aantal opstallen hun waarde niet meer hebben en niet bruikbaar zijn voor andere activiteiten. Je zou dan kunnen denken aan een sloopregeling. Dat dient ook een publiek, een maatschappelijk belang in bredere zin. Wij moeten natuurlijk voorkomen dat in de verschillende regio's waar de bedrijven zijn gevestigd, bedrijfspanden leeg komen te staan en niet worden opgeruimd terwijl zij geen economische functie meer hebben. Het is van publiek belang om daar een antwoord op te bieden. Onze gedachte is dat de rijksoverheid in overleg met gemeenten, maar zeker ook met provincies, aan een sloopregeling vorm kan geven. Dit zou uiteraard verbonden dienen te worden met het ruimtelijk beleid in bredere zin. Wij gaan daar niet over. Dat is in hoofdzaak een bevoegdheid van gemeenten en provincies. Binnen dat ruimtelijk beleid zouden waar nodig nieuwe bestemmingen mogelijk gemaakt kunnen worden. Als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, is het naar onze mening van belang dat de verschillende overheden met elkaar in overleg treden om de ondernemers, de locaties en bedrijven waar het om gaat een nieuw perspectief te bieden. Daarvoor kan een sloopregeling noodzakelijk zijn. Het kan ook noodzakelijk zijn dat daarvoor in het ruimtelijk beleid nieuwe bestemmingen mogelijk worden gemaakt. Ik refereerde net al aan de "Ruimte voor Ruimte"-regeling die wij in het verleden hebben gehad. Tot slot zou je kunnen denken aan fiscale instrumenten teneinde de omschakeling mogelijk te maken. Ook die kennen wij en ook daar is in het verleden mee gewerkt. De initiatiefnemers zijn echter van mening dat wij ertegen moeten waken dit over te laten aan een motie aan het slot van dit debat of aan de bereidheid van de minister. Dit geldt temeer -- ik zeg dit met alle respect -- omdat de minister demissionair is en niet in staat zal zijn om nieuw beleid aan te kondigen, laat staan dat zij kan zeggen dat zij wel even een regeling zal treffen of middelen zal vrijmaken voor een regeling. Daar moeten wij ook rekening mee houden. Het lijkt ons daarom verstandig om te verzoeken de beraadslaging over en de verdere behandeling van dit wetsvoorstel op te schorten, opdat wij zowel op de juridische en financiële mogelijkheden als op de wenselijkheid van een dergelijk flankerend beleid terug kunnen komen. Daarbij willen wij ons tevens beraden op de vraag of dergelijke maatregelen ook moeten worden verankerd in de wet. In dat geval zou een tweede novelle noodzakelijk zijn. Voorzitter. Hiermee kom ik aan het einde van mijn bijdrage.