Speel geen politieke spelletjes met grondrechten - Main contents
Vorige week donderdag hield een drietal VVD-Kamerleden in deze krant een stevig betoog dat het parlement een actievere rol moet innemen in debatten over de bescherming van mensenrechten. Volgens de VVD is de bescherming van mensenrechten een belangrijke taak van het parlement en moet de rechterlijke macht worden teruggefloten bij ‘overenthousiaste interpretatie’.
Lees het opiniestuk van Jolande Sap (fractievoorzitter), Mariko Peters (Kamerlid) en Marijn van der Sluis (staatsrechtjurist), zoals ingekort verschenen in NRC Handelsblad.
De Haagse politiek als ultieme beschermer van mensenrechten: zeker in deze tijd geen geruststellende gedachte. De gedachte bij de VVD is dat het parlement beter zijn werk gaat doen, als de rechter niets meer mag doen. In voetbaltermen: het middenveld zal vast beter gaan spelen als we de verdediging van het veld halen.
Dat grondrechtenbescherming momenteel op een laag pitje staat, bleek uit cijfers die RTL afgelopen weekend bracht over het grote percentage van wetsvoorstellen van dit kabinet dat door de Raad van State negatief wordt beoordeeld op het gebied van mensenrechten. De reactie van de regering en de coalitie/gedoogpartijen in de Kamer op die negatieve adviezen is weinig inhoudelijk geweest: de plannen staan nu eenmaal in het regeer- en gedoogakkoord en ‘de maatschappij heeft er behoefte aan’. Tot zover de noodzaak tot debat over mensenrechten bij dit kabinet.
Met de plannen van de VVD zou de doorwerking van internationale verdragen - waarin onze grondrechten gegarandeerd zijn - afhankelijk worden van de wetgever; wat de ene regeerperiode een fundamenteel mensenrecht is dat door de rechter gegarandeerd kan worden, verliest die bescherming de volgende regeerperiode, als de wetgever een andere mening is toegedaan.
In een democratische rechtsstaat gaat het niet alleen om de meerderheid plus één maar ook om de bescherming van individuele vrijheden die iedereen een menswaardig bestaan moeten bieden. Daarin speelt de rechter een cruciale rol. Zoals het parlement democratisch gelegitimeerd wordt door verkiezingen wordt de rechter dat door de idee van de rechtsstaat en zijn onafhankelijkheid. Ons stelsel wordt gekenmerkt door een systeem van tegenwichten tegen absolute machtsuitoefening. Het lijkt erop dat de VVD daar een eind aan wil maken met het onaantastbaar verklaren van een democratisch systeem van de helft plus één zonder tegenwicht. Onze rechter is al zeer beperkt in zijn mogelijkheden doordat hij anders dan in bijna alle andere westerse landen de wetten niet mag toetsen aan de eigen grondwet. De enige bescherming van de grondrechten door de rechter die onze burgers nu hebben - die van internationale verdragen - lijkt door dit voorstel van de VVD’ers te verdwijnen.
Eén van die rechten die in internationale verdragen is gegarandeerd is het stakingsrecht in het Europees Sociaal Handvest. Nederland ratificeerde dat verdrag in 1980, maar door politiek gesteggel bleef implementatie van het verdrag uit; het stakingsrecht werd pas goed beschermd toen in 1986 de Hoge Raad die bepaling uit het verdrag direct werkend achtte. De politiek kan niet zonder de rechter als stok achter de deur.
De belangrijke rol die de rechter heeft in het beschermen van onze rechten, betekent niet dat het parlement buiten spel staat. Aan de wetgever en bestuur is de taak om in de dagelijkse politieke praktijk grondrechten te beschermen; de rechter grijpt alleen in uiterste gevallen in.
Wat ontbreekt in Nederland is het debat over grondrechten, vooral doordat rechters niet kunnen toetsen aan de Grondwet, maar alleen aan internationale verdragen. Elke discussie wordt in de kiem gesmoord met een verwijzing naar ‘ontwikkelingen in Europa´.
Daarom heeft GroenLinks een grondwetswijzing voorgesteld - die in eerste lezing al is aangenomen - om wetten wel te kunnen laten toetsen aan grondrechten in onze grondwet. De Nederlandse grondwet geniet een veel sterkere legitimatie dan internationale verdragen en de dialoog tussen rechter en wetgever en burgers is makkelijker te voeren als de Nederlandse grondwet punt van discussie is. Rechterlijke uitspraken over grondrechten gaan dan over Nederlandse situaties en niet over gevallen in andere Europese landen, waar de wetgever en de politiek geen invloed op hebben.
Toen in Finland in 2000 constitutionele toetsing werd ingevoerd waren de tegenstanders bang ‘geregeerd te worden door rechters’. Die angst bleek onterecht, mede omdat het Finse parlement zelf veel beter is gaan kijken naar de kwaliteit en grondwettelijkheid van wetten. Juist daardoor kon de rechter een stap terug doen en meer ruimte geven aan het politieke debat, terwijl de bescherming van grondrechten beter is geworden.
De plannen van de VVD om migranten af te houden van sociale zekerheid zijn door de rechter in eerdere uitspraken afgewezen vanwege het verbod op discriminatie. Bij een partij die zegt te geven om mensenrechten zou dat moeten leiden tot een heroverweging van de plannen en niet tot radicale grondwetswijzigingen die zouden moeten voorkomen dat rechters zich ooit nog negatief uitlaten over de ideeën van de VVD over vreemdelingen, kunstenaars en internetgebruikers.
Laat de rancune over de kritische beoordeling van rechters van een aantal rechtse hobby’s niet leiden tot een radicale verzwakking van grondrechtenbescherming in Nederland. Versterk de positie van de Nederlandse grondwet en voer de discussie over grondrechten in de Nederlandse context.