Kabinetscrisis 2012: de Catshuiscrisis - Main contents
Op zaterdag 23 april 2012 kwam het kabinet-Rutte I i ten val, nadat de besprekingen in het Catshuis over verdere bezuinigingen waren mislukt. Over de inhoudelijke redenen was strikt genomen niets bekend, omdat wekenlang in beslotenheid was vergaderd. Het leek er op dat de onderhandelaars van VVD, CDA en PVV het eens waren geworden over een bezuinigingspakket van € 14,4 miljard. Dat bleek echter niet het geval.
Na de breuk zegde Geert Wilders i namens de PVV-fractie het in oktober 2010 gesloten gedoogakkoord i op. Premier Mark Rutte i diende op zaterdagavond 21 april het ontslag van zijn kabinet aan de Koningin aan. Na overleg tussen de fracties in de Tweede Kamer en een Kamerdebat op 24 april werd besloten op 12 september vervroegde Tweede Kamerverkiezingen te houden.
Contents
De kredietcrisis van 2008 werd gevolgd door een schuldencrisis in de EU. Vooral Griekenland, waar de regering bovendien onjuiste cijfers had gepubliceerd over het tekort, kwam in zeer ernstige financiële problemen. Daarna gebeurde hetzelfde in Portugal, Ierland, Italië en Spanje. Dit zijn allemaal eurolanden. Daarmee kwamen de afspraken over gezonde overheidsfinanciën in het Stabiliteits- en Groeipact i (SGP) uit 1997 in gevaar.
Door steunmaatregelen voor de financiële sector uit 2009, maatregelen om de economie te stimuleren, en lagere belastinginkomsten, liep het overheidstekort ook in Nederland snel op. In maart 2012 maakte het Centraal Planbureau bekend dat het begrotingstekort in 2013 boven de in het SGP afgesproken 3 procent van het BBP zou komen (er was sprake van dat het zou uitkomen op 4,6 procent). Om dit te voorkomen waren extra bezuinigingen nodig van tussen de tien en vijftien miljard euro.
Op 5 maart 2012 begonnen regeringspartijen VVD en CDA en hun gedoogpartner PVV op het Catshuis onderhandelingen over de begroting voor 2013 en de aanpak van de financieel-economische problemen. Namens de VVD waren premier Mark Rutte en fractievoorzitter Stef Blok i aanwezig, voor het CDA vicepremier Maxime Verhagen i en fractievoorzitter Sybrand Buma i en voor de PVV fractievoorzitter Geert Wilders en Kamerlid Fleur Agema i. Tijdens de onderhandelingen werd totale mediastilte afgesproken.
Premier Rutte wees op de noodzaak van extra bezuinigingen, "niet voor Europa, maar voor onszelf", zoals hij zei. PVV-leider Wilders liet evenwel weten "niet tot elke prijs" tot een akkoord te willen komen, omdat hij de mening van sommige economen deelde dat daarmee de economie 'kapot' zou worden bezuinigd en herstel zou worden bemoeilijkt. De PVV had zich bovendien steeds gekeerd tegen (Nederlandse en Europese) steun aan met name Griekenland, bijvoorbeeld via bijdagen aan een Europees Noodfonds i.
Aan het begin van de onderhandelingen kwam de PVV met de resultaten van een in haar opdracht uitgevoerd onderzoek naar terugkeer van de gulden. In dit Lombard-rapport werd volgens Wilders overtuigend aangetoond dat Nederland zo snel mogelijk terug moest naar de gulden, vanwege de problemen met de euro. Hij riep op om hierover een referendum te houden. De andere partijen reageerden afwijzend en sceptisch. Vooral de schade aan de Nederlandse export werd volgens hen onderschat.
Nadat de onderhandelingen twee weken in stilte hadden plaatsgevonden, kreeg de PVV te maken met een dissident. Kamerlid Hero Brinkman i stapte op 20 maart uit de fractie, omdat de PVV volgens hem te ondemocratisch was en moslims en Oost-Europeanen in Nederland te veel wegzette als tweederangsburgers. Hij had zich eerder in de fractie gekeerd tegen het zogenoemde 'Polen-meldpunt', een PVV-website waarin burgers klachten over Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten konden melden.
Door de breuk in de PVV nam de twijfel toe bij VVD en CDA over de mate waarin de PVV een betrouwbare en stabiele partner was. Brinkman zei wel het kabinet te blijven 'gedogen'.
Op 28 maart werden de onderhandelingen onverwacht enige tijd afgebroken. De Rijksvoorlichtingsdienst liet weten dat de onderhandelingen door een moeilijke fase gingen. Over de reden daarvoor werd niets bekendgemaakt, maar het leek er op dat de wil ontbrak om er uit te komen. Vooral de PVV zou zich verzetten tegen bepaalde hervormingen van de economie, zoals aanpassing van het ontslagrecht en snellere verhoging van de AOW-leeftijd.
Later werd bekend dat het tussen met name Mark Rutte en Geert Wilders had 'geknald', waarbij Rutte woedend zou hebben gedreigd de PVV electoraal kapot te maken, als de PVV het tot een breuk liet komen.
Ondanks de problemen werd al voor 29 maart weer een bijeenkomst gepland en de partijen bleven 'aan tafel'. Er bestond zelfs enig optimisme dat de drie partijen er nu wel uit zouden komen.
Over de inhoud werd volop gespeculeerd, maar alleen een volledig akkoord kon daarover duidelijkheid brengen. De PVV drong in ieder geval aan op forse bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Ook leek die partij aanvullende maatregelen te verlangen om de immigratie verder te beperken. De drie partijen leken verder aan te sturen op het bevriezen van uitkeringen en salarissen in de collectieve sector en op beperking van de duur van de WW. Beperkte aanpassing van de hypotheekrenteaftrek en verhoging van de AOW-leeftijd zouden ook onderwerp van bespreking zijn.
Verwacht werd dat er half april een akkoord zou zijn. Uiterlijk 1 mei moest het kabinet met plannen naar Brussel over het terugdringen van het tekort.
De verhouding tussen PVV en CDA verslechterde op 20 april, nadat het CDA in Provinciale Staten van Limburg het vertrouwen had opgezegd in coalitiepartner PVV. Aanleiding was het gedrag van de twee PVV-gedeputeerden tijdens een bezoek van de Turkse president Abdullah Gül aan Limburg.
Op zaterdag 21 april leken de onderhandelaars hun besprekingen te kunnen afronden. Er zou een pakket liggen van 14,4 miljard aan bezuinigingen, dat door het CPB was doorgerekend. Tot verrassing van VVD en CDA liet Geert Wilders weten dat zijn fractie niet kon instemmen met het totaalpakket. Vooral de aantasting van de koopkracht van AOW'ers werd als onaanvaardbaar genoemd, maar ook de - volgens Wilders door de EU afgedwongen - omvang van de bezuinigingen werd afgewezen. De PVV stuurde daarom liever aan op verkiezingen, waarin vóór of tegen 'Brussel' gekozen moest worden.
Zonder de andere onderhandelaars nog een hand te geven, verliet Geert Wilders, gevolgd door Fleur Agema, het Catshuis.
Na het mislukken van het Catshuisberaad bood premier Rutte op 23 april het ontslag aan van zijn kabinet. Het demissionaire kabinet stuurde aan op verkiezingen. Omdat dit op korte termijn op grote (technische) problemen voor partijen zou leiden, werd besloten de verkiezingen in september te houden.
Premier Rutte legde op 24 april een verklaring af in de Tweede Kamer over de mislukte besprekingen. Aansluitende debatteerde de Tweede Kamer daarover. De fractievoorzitters van VVD en CDA maakten daarin harde verwijten aan het adres van de PVV. Over de inhoudelijke meningsverschillen in het Catshuis bleef echter veel onduidelijk. PVV-leider Wilders benadrukte dat er nooit sprake was geweest van een (totaal)akkoord, omdat hij nergens mee had ingestemd.
Tijdens het debat werd verder vooral over de noodzaak gesproken om snel te komen tot afspraken over de begroting 2013. Algemeen werd erkend dat de Kamer zelf nu 'aan zet' was en met initiatieven moest komen om afspraken te maken over de begroting 2013.
Omdat de datum van 1 mei snel naderde, was spoed geboden. Op initiatief van ChristenUnie-voorman Arie Slob i kwamen daarom de fractievoorzitters en financieel woordvoerders in de Tweede Kamer van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie bijeen om te kijken of zij een 'begrotingsakkoord' konden bereiken. De PvdA aarzelde over deelname omdat die fractie vraagtekens zette bij de doelstelling van drie procent begrotingstekort in 2013. Uiteindelijk bleef PvdA-fractievoorzitter Diederik Samsom i buiten de besprekingen. Bij de onderhandelingen speelde ook minister Jan Kees de Jager i van Financiën een belangrijke (bemiddelende) rol. Ambtenaren van zijn ministerie gaven ondersteuning.
Na twee dagen onderhandelen bereikten de vijf fracties (ook wel Kunduz-coalitie genoemd) een akkoord (het zogenoemde Lenteakkoord) over de brief die op 1 mei bij de Europese Commissie binnen moest zijn. Een aantal eerdere maatregelen van het kabinet-Rutte I (zoals de langstudeerboete, de bezuiniging op het persoonsgebonden budget en de bezuinigingen bij socialewerkplaatsen) werd teruggenomen.
Het Lenteakkoord bevatte een pakket aan bezuinigingen van 12 miljard euro. Maatregelen die werden voorgesteld, waren onder andere verhoging van het btw-tarief van 19 naar 21 procent, afschaffing van de onbelaste reiskostenvergoeding, beperking van de ontslagvergoeding, hogere eigen bijdragen in de zorg en twee jaar een nullijn voor ambtenaren. Verder besloten de partijen dat er geen aanpassing van de aftrekregeling voor bestaande hypotheken zou komen, maar wel een verplichte aflossing voor nieuwe hypotheken, en werden maatregelen aangekondigd om verduurzaming van de economie te stimuleren.
In de loop van de zomer, en met name tijdens de verkiezingsstrijd, bleek een aantal van die afspraken niet houdbaar te zijn. Niettemin was het akkoord wel de basis voor de begroting van 2013 en werd een belangrijk deel van de maatregelen overgenomen door het kabinet-Rutte II i.
Meer over