Negenmannen-voorstel in 1844
Op 10 december 1844 dienden negen Tweede Kamerleden (de 'Negenmannen'), van wie Thorbecke de voornaamste was, een voorstel in tot herziening van de Grondwet1. Thorbecke, hoogleraar in Leiden, was in mei 1844 Tweede Kamerlid geworden en zijn termijn liep in oktober 1845 af. Hij had eerder al, in januari 1840, een Proeve voor een nieuwe Grondwet uitgebracht, waarin onder meer invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid2 werd bepleit.
Begin 1840 vroegen vijf Tweede Kamerleden aan de koning om een staatscommissie3 in te stellen, die een Grondwetsherziening moest voorbereiden. De herziening die er in 1840 uiteindelijk kwam, was feitelijk zonder veel betekenis (hoofdzakelijk werd de scheiding tussen Noord- en Zuid-Nederland formeel vastgelegd). Wel werd de strafrechtelijke ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd en kwam er een twee- in plaats van tienjarige begroting. De Tweede Kamer drong in het Adres van Antwoord4 op de troonrede van 1844 bij de koning tevergeefs aan op een verdergaande Grondwetsherziening.
De wens tot herziening (democratisering) van de Grondwet kreeg inmiddels wel steeds meer steun, al bleven de voorstanders daarvan in de minderheid. Thorbecke en een twintigtal andere Kamerleden bespraken in 1844 de mogelijkheid om zelf met een voorstel te komen. Uiteindelijk bleven er voor Thorbecke acht medestanders over, die bereid waren een initiatiefvoorstel in te dienen. Thorbecke schreef de toelichting daarop.
De negen Kamerleden die het initiatief namen, waren:
De wijzigingen die zij voorstelden waren onder meer
-
-invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid, invoering contraseign
-
-invoering van het recht van de koning om tot ontbinding van de Tweede Kamer14 te besluiten
-
-rechtstreekse verkiezing Tweede Kamer op basis van censuskiesrecht (en kiesrecht voor gepromoveerden)
-
-behoud van de Eerste Kamer15, maar afschaffing van de vergoeding voor het lidmaatschap
-
-het recht van initiatief voor beide Kamers
-
-invoering van het recht van amendement16 voor de Tweede Kamer
-
-begroting overzeese bezittingen bij wet
-
-onverenigbaarheid van het lidmaatschap van de Staten-Generaal17 en het ministerschap
-
-immuniteit voor Kamerleden
-
-openbare vergaderingen van de Eerste Kamer
-
-invoering van het briefgeheim
-
-herziening Grondwet via behandeling in Verenigde Vergadering18. Beslissing bij versterkte meerderheid.
In de Tweede Kamer werd in mei 1845 gedebatteerd over de wenselijkheid van indiening van het voorstel. Minister van Justitie De Jonge van Campensnieuwland19 wees daarbij zowel de noodzaak tot herziening als de voorstellen zelf af. Hij stelde dat door de voorgestelde herziening alles wat in dertig jaar enige vastigheid had gekregen, omver zou worden geworpen. De macht van de koning zou door de veranderingen ernstig worden aangetast. Rechtstreekse verkiezing van de Kamer noemde hij gevaarlijk. (Beperkte) herziening van de Grondwet kon best denkbaar zijn, maar de koning moest daarvoor het moment bepalen.
Veel leden waren wel voor (enige) herziening van de Grondwet, maar vonden dat de koning daartoe het initiatief moest nemen. Sommigen vonden de voorstellen (veel) te ver gaan en noemden die on-Nederlands.
De Tweede Kamer antwoordde na een debat van vier dagen op 30 mei 1845 ten slotte met 34 tegen 21 stemmen ontkennend op de door Verweij Mejan20 gestelde vraag of de Kamer een voorstel tot Grondwetsherziening nodig vond. Tot inhoudelijk behandeling kwam het daardoor niet.
Na de mislukte poging was er geen enkele neiging meer bij de Koning om met een voorstel te komen. Het gematigd liberale Tweede Kamerlid Bruce21 ontwierp in 1845 een schets voor een herziene Grondwet. Die ging overigens veel minder ver dan het voorstel van de Negenmannen. Zo handhaafde Bruce de getrapte verkiezing van de Tweede Kamer.
Tot een nieuw voorstel in de Tweede Kamer kwam het echter niet, al diende de regering in 1847 wel 26 nogal onbeduidende voorstellen in tot 'verduidelijking' van de Grondwet. Er kwam pas een ingrijpend voorstel nadat Willem II22 uit angst voor het overslaan van de revolutie in Duitsland en Frankrijk in 184823 daar alsnog toe besloot. Van de voorbereiding van dat voorstel kreeg Thorbecke de leiding en hij sloot toen aan bij wat hijzelf in 1844 al had voorgesteld.
Meer over
- 1.Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
- 2.De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers, gezamenlijk en afzonderlijk, verantwoording aan het parlement afleggen voor hun beleidsdaden. Zij alleen zijn (politiek) verantwoordelijk voor wetgeving en beleid. De Koning, die tevens deel uitmaakt van de regering, is dat niet. De staatssecretarissen zijn eveneens politiek aansprakelijk.
- 3.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij Koninklijk Besluit wordt ingesteld door de regering.
- 4.De Tweede Kamer stelde tot 1906 en de Eerste Kamer tot 1946 na de troonrede een Adres van Antwoord op dat aan de koning(in) werd aangeboden. Het door de Tweede Kamer opgestelde Adres van Antwoord bevatte vooral beleefdheidsformuleringen, maar had deels ook een politieke inhoud.
- 5.Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
- 6.Liberale Leidse advocaat en rechter. Nazaat van een patriottenvoorman. Kwam in 1828 in de Tweede Kamer en was twintig jaar lang één van de voornaamste opposanten tegen de politiek van de koningen Willem I en Willem II. Veelvuldig deelnemer aan debatten en gezagvol Kamerlid. Medestander van Thorbecke in 1844 ('de Negenmannen') en lid van diens Grondwetscommissie in 1848. Werd in 1848 in het kabinet-De Kempenaer/Donker Curtius minister van Binnenlandse Zaken en Hervormde Eredienst, maar raakte toen spoedig overspannen. Hoogstaande, eenvoudige en bescheiden staatsman die zeer werd gewaardeerd door tijdgenoten. Zij prezen hem als edelmoedige bestrijder van het oude bewind.
- 7.Markant en actief Gelders Tweede en Eerste Kamerlid. Landjonker, militair en lokale bestuurder in de West-Betuwe. Zoon van een Utrechtse patriot. Zelfstandig, onconventioneel en antipapist. Eén van de voornaamste opposanten van de politiek van Willem II. Koos in 1840 de zijde van Thorbecke tegen de door de koning voorgestelde weinig betekenisvolle Grondwetsherziening. Vier jaar later één van de 'Negenmannen' die een voorstel tot ingrijpende Grondwetsherziening indienden.
- 8.Vastberaden liberaal Tweede Kamerlid onder koning Willem I en II. Telg uit een Gelders adellijk geslacht met voorname familierelaties en kleinzoon van de patriottenleider Joan Derck van de Capellen. Weigerde zich in 1840 als Gouverneur van Overijssel te laten wegpromoveren naar Friesland en werd kort daarna Tweede Kamerlid. Medestander van Thorbecke en in 1844 één van de 'Negenmannen'. Speelde een belangrijke rol bij het bijeenbrengen van geestverwante liberalen uit diverse provincies.
- 9.Arnhemse advocaat. Kon bij binnenkomst in de Tweede Kamer gerekend worden tot de liberalen en behoorde in 1844 tot de Negenmannen die het initiatief namen tot Grondwetsherziening. Maakte in 1848 deel uit van de Grondwetscommissie-Thorbecke en speelde als minister van Binnenlandse Zaken een belangrijke rol bij het tot stand komen van de herziening van de Grondwet. Belandde nadien in conservatiever vaarwater en kwam als Tweede Kamerlid tegenover Thorbecke te staan.
- 10.Katholieke medestander en vriend van Thorbecke, die naast hem in de kamerbankjes zat en wiens lastige zoon hij enige tijd in huis nam. Behoorde tot de 'Negenmannen' van 1844, die met een voorstel tot grondwetsherziening kwamen en maakte deel uit van de commissie die onder voorzitterschap van Thorbecke de grondwetsherziening van 1848 voorbereidde. Burgemeester van Breda tot de Aprilbeweging van 1853. Bestreed in 1859 in de Tweede Kamer vurig de levering van een uitsluitend uit Limburgers bestaand regiment cavaleristen aan de Duitse Bond en werd tijdens zijn betoog getroffen door een hartaanval.
- 11.Rechtsgeleerde uit Winschoten die in de Tweede Kamer een trouw medestander van Thorbecke was. Behoorde in 1844 tot de Negenmannen die met democratiseringsvoorstellen kwamen en werd in 1846 daarom niet herkozen door de nog overwegend conservatieve Groningse Staten. Hij werd toen wel tot raadslid gekozen en een jaar later keerde hij terug in de Tweede Kamer. In 1848, na de invoering van directe verkiezingen, werd hij in twee districten gekozen. Doorliep een rechterlijke loopbaan, die eindigde als president van het Groningse gerechtshof.
- 12.In Groningen geboren edelman, die in Friesland bestuursfuncties bekleedde. Behoorde in de jaren 1840 tot de medestanders van Thorbecke en was in 1844 één der Negenmannen. Kwam na 1848 steeds meer in conservatief vaarwater terecht. Commissaris des Konings in Utrecht en Zeeland. Als minister werd hij na het aftreden van Van Zuylen van Nijevelt in 1861 kabinetsleider. Werd fel bestreden door de Thorbeckianen en zag zijn begroting verworpen worden. In 1862-1864 gematigd liberaal Tweede Kamerlid voor het district Middelburg.
- 13.Notaris en burgemeester uit Goeree-Overflakkee, die in 1844 één van de 'Negenmannen' was die onder leiding van Thorbecke streefden naar liberale grondwetsherziening. Kwam in 1844 in de Tweede Kamer en behoorde ook na 1848 tot de trouwste aanhangers en vrienden van de liberale voorman. Met zijn 63 jaar in 1849 het oudste lid en daarna vele malen tijdelijk Kamervoorzitter bij het begin van het parlementaire jaar. Geen lid dat vaak het woord voerde.
- 14.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 15.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 16.De Tweede Kamer heeft sinds de Grondwetsherziening van 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een voorliggend wetsvoorstel. Ieder Kamerlid heeft het recht amendementen in te dienen. Een amendement kan worden ingediend zodra een wetsvoorstel in handen van een commissie is gesteld tot aan het moment dat het voorstel wordt aangenomen of verworpen.
- 17.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
- 18.De gezamenlijke vergadering van beide Kamers van de Staten-Generaal (de Tweede en Eerste Kamer) heet Verenigde Vergadering. De voorzitter van de Eerste Kamer leidt deze vergadering (artikel 62 Grondwet).
- 19.Uiterst conservatief politicus uit de periode vóór 1848. Vervulde belangrijke rechterlijke functies, zoals vicepresident van het Gerechtshof in Zuid-Holland. Werd als Tweede Kamerlid in 1831 met anderen door de koning belast met de voorbereiding van een grondwetsherziening om de Belgische opstandelingen de wind uit de zeilen te nemen. Als minister van Justitie krachtig bestrijder van de liberale voorstellen tot grondwetsherziening. In 1848 trad hij dan ook af toen de koning in één dag van uiterst conservatief uiterst liberaal was geworden. Welsprekend jurist.
- 20.Haagse advocaat en bankier die in de Tweede Kamer vóór 1848 tot de hervormingsgezinde leden behoorde. Actief in de vrijmetselarij als voorzitter van de Union Royale en in diverse genootschappen op het gebied van kunsten en wetenschappen. Op zijn buiten in Aarlanderveen beoefende hij de landbouw. Goed redenaar en veelzijdig Kamerlid, die als typische negentiende-eeuwse politicus zeer zelfstandig optrad. Ging soms mee met de oppositie, zonder echter uitgesproken vooruitstrevend te zijn.
- 21.Tweede Kamerlid voor Overijssel en één van de leidende gematigde liberalen vóór 1848. Voerde als Tweede Kamerlid geregeld het woord. Voorstander van hervormingen, maar tegenstander van rechtstreekse verkiezingen. Was officier van justitie in Zwolle. Kamervoorzitter in de jaren 1845-1847 en daarna Gouverneur van Overijssel. Benoemd tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, maar kort voor hij zou afreizen naar Nederlands-Indië overleden. Was een telg uit een oorspronkelijk Schots geslacht en zoon van een officier.
- 22.Negen jaar koning van Nederland. 'Held van Waterloo'. Vocht met de geallieerden mee tegen de legers van Napoleon. Als kroonprins leek hij zich in 1830 op te werpen als leider van de Belgische onafhankelijkheidsbeweging. Regeerde vanaf 1840 aanvankelijk als conservatief vorst, die elke grondwetswijziging tegenhield. Werd in 1848 in één dag (noodgedwongen) uiterst liberaal en steunde Thorbecke en Donker Curtius bij het tot stand brengen van de nieuwe Grondwet. Overleed echter al kort na invoering daarvan. Was gehuwd met de Russische grootvorstin Anna Paulowna. Had goede banden met katholieken (verbleef veel in Tilburg). Gold als nogal wispelturig en gemakkelijk beïnvloedbaar.
- 23.De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.