Grondwetsherziening 1983
In 1983 werd de Grondwet ingrijpend herzien. De hoofdstukindeling werd gewijzigd, teksten werden gemoderniseerd, overbodig geachte artikelen werden geschrapt, en er kwamen bepalingen over sociale grondrechten en een algemene antidiscriminatiebepaling.
De herziening leidde echter niet tot staatkundige vernieuwingen, zoals die in de jaren zestig en zeventig waren nagestreefd. De belangrijkste verandering op dat punt was het terugbrengen van de zittingsduur van de Eerste Kamer van zes naar vier jaar en gelijktijdige verkiezing van alle senatoren, kort na de Statenverkiezingen.
Contents
De discussie over een algehele grondwetsherziening begon feitelijk al direct na de bevrijding en in 1950 werd de Staatscommissie-Van Schaik1 ingesteld die daarover moest adviseren. De concrete resultaten van haar rapporten waren echter bescheiden. In 1952, 1956 en 1963 werden slechts beperkte wijzigingen doorgevoerd, zoals uitbreiding van het ledental van beide Kamers en een nieuwe regeling van de buitenlandse betrekkingen.
Pas in 1963 kwam er een nieuw initiatief. Minister Toxopeus2 richtte een aparte stafafdeling op en vroeg enkele staatsrechtgeleerden advies over het opstellen van een Proeve voor een nieuwe Grondwet. Voor het eerst kregen ook burgers mogelijkheid tot inspraak. Pas onder invloed van met name D66 en Nieuw Links3 kwam het thema grondwetsherziening echt op de politieke agenda.
Belangrijke stap bij de algehele herziening was de instelling in 1967 van de Staatscommissie-Cals/Donner4. Die commissie bracht in 1971 advies uit. Daarna benoemde het kabinet-Biesheuvel een regeringscommissaris, prof.dr. D. Simons5, voor de Grondwetsherziening.
Tijdens het kabinet-De Jong6 en de kabinetten-Biesheuvel7 kwamen al enkele partiële herzieningen aan de orde. Zo kwam er een bepaling over het lidmaatschap van het koninklijk huis en over de financiering daarvan en een nieuwe regeling voor de schadeloosstelling van Tweede Kamerleden. Via een initiatiefwet werd in 1972 de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd.
In 1974 bracht het kabinet-Den Uyl8 op basis van het advies van de Staatcommissie-Cals/Donner de Nota Grondwetsherziening uit, waarin de hoofdlijnen van die herziening uiteen werden gezet. De Tweede Kamer discussieerde daarover in november 1974 en deed in januari 1975 al enkele belangrijke uitspraken, die in moties werden vastgelegd. De bekendste daarvan was de motie-De Kwaadsteniet, die uitsprak dat niet mocht worden getornd aan de positie van de Eerste Kamer. Ook de Eerste Kamer hield in 1975 een debat over de nota.
De wetsvoorstellen tot herziening van de Grondwet werden tussen 1976 en 1980 ingediend door het kabinet-Den Uyl en het kabinet-Van Agt I9. In totaal ging het om 38 wetsvoorstellen. In 1981 werden nog twee wetsvoorstellen ingediend, omdat eerdere voorstellen waren gestrand.
Van de 38 voorstellen bereikten er 35 de tweede lezing. Een voorstel over herziening van het onderwijsartikel werd in december 1976 door de Tweede Kamer verworpen en voorstel over de defensiebepalingen sneuvelde in 1980 in de Eerste Kamer. Een meerderheid was tegen het schrappen van de vermelding van de krijgsmacht uit de Grondwet. Het voorstel over een vierde bestuurslaag werd in 1981 ingetrokken, omdat de inzichten over de bestuurlijke reorganisatie inmiddels waren gewijzigd.
Veel aangenomen voorstellen waren weinig omstreden. Discussie was er wel over het verlenen van kiesrecht aan niet-ingezetenen voor de gemeenteraad, waar een deel van het CDA tegen was. Bezwaren leefden er ook tegen het verbod op de doodstraf in oorlogstijd, dat er kwam door aanneming van een amendement-Roethof. PvdA en PPR hadden verder bezwaren tegen handhaving van de aparte regeling voor berechting van ambtsmisdrijven, zowel vanwege de afwijkende wijze van instelling van vervolging, als vanwege het ontbreken van een mogelijkheid tot hoger beroep.
Van de 35 in tweede lezing gebrachte voorstellen bereikten 34 het Staatsblad. Het voorstel over de bepalingen ten aanzien van het inlichtingenrecht van de Staten-Generaal strandde in de Eerste Kamer, vanwege verzet tegen het verlenen van het recht van enquête aan een Kamerminderheid.
Bij de Grondwetsherziening waren diverse bewindslieden betrokken, van wie de ministers De Gaay Fortman10, Wiegel11 en Van Thijn12 een eerste verantwoordelijkheid hadden.
-
-andere hoofdstukindeling en toevoeging bepalingen over sociale grondrechten (werkgelegenheid, bestaanszekerheid, leefmilieu, gezondheidszorg)
-
-artikelen over discriminatieverbod en onaantastbaarheid menselijk lichaam
-
-verlenen van kiesrecht voor de gemeenteraad aan niet-Nederlandse ingezetene
-
-verbod opleggen van de doodstraf
-
-verlaging minimumleeftijd Tweede en Eerste Kamer van 25 naar 18 jaar
-
-verkiezing Kamervoorzitters door Kamers zelf
-
-vierjarige zittingsperiode Eerste Kamer en gelijktijdige verkiezing alle leden
-
-afschaffen ceremonieel van opening en sluiting parlementszittingen
-
-opneming bepalingen over openbaarheid van bestuur, nationale ombudsman en algemene regels van bestuursrecht
-
-geen voorrang zonen bij troonsopvolging
-
-invoering beperkt districtenstelsel
-
-verkiezing kabinetsformateur
-
-rechtstreekse verkiezing Eerste Kamer
-
-minderheidsrecht op parlementaire enquête
-
-andere procedure benoeming burgemeesters en Commissarissen van de Koning(in)
onderwerp |
nummer |
indiening |
eerste lezing stemming TK* |
eerste lezing stemming EK |
nummer |
tweede lezing stemming TK |
tweede lezing stemming EK |
---|---|---|---|---|---|---|---|
grondrechten |
2-4-1976 |
22-12-1976: a.s. |
28-6-1979: (tegen 6 VVD) |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: (tegen 4 VVD) |
||
sociale grondrechten |
2-4-1976 |
22-12-1976: a.s |
26-6-1979: 65-3 (tegen SGP, GPV, Maris) |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
onderwijs |
2-4-1976 |
22-12-1976: verworpen 66-75 (tegen VVD, KVP, ARP, CHU, SGP, GPV, BP, RKPN, Nooteboom) |
|||||
vervallen art. 1-2 |
11-8-1976 |
9-12-1976: a.s. |
28-6-1979: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
provincies en gemeenten |
11-8-1976 |
22-3-1979: tegen PvdA, D66, PPR, PSP |
9-5-1980 tegen PvdA, PPR, PSP |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
kiesrecht buitenlanders gemeenteraden |
11-8-1976 |
22-3-1979: a.s. |
9-5-1980: 51-13 (tegen 13 CDA) |
12-11-1981: tegen SGP, GPV, RPF |
11-5-1982: 61-10 (tegen 9 CDA en SGP) |
||
vierde bestuurslaag |
11-8-1976 |
ingetrokken |
|||||
waterstaat |
11-8-1976 |
22-3-1979: a.s. |
6-5-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
openbare lichamen van beroep en bedrijf |
11-8-1976 |
22-3-1979: (tegen PSP) |
6-5-1980: (tegen PSP) |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
geschillen tussen openbare lichamen |
11-8-1976 |
22-3-1979: (tegen SGP, PSP) |
6-5-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
Nederlanderschap en ingezetenschap |
28-10-1976 |
2-2-1977: (tegen BP) |
26-6-1979: 56-12 (tegen 11 PvdA, PSP) |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
splitsing voorstel tot verandering |
5-11-1976 |
24-2-1977: a.s. |
26-6-1979: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
inrichting en samenstelling staten-generaal |
10-11-1976 |
12-2-1980: a.s. |
23-12-1980: verworpen 24-40 (tegen CDA, VVD muv 2, SGP, GPV) |
||||
verkiezing Tweede en Eerste Kamer |
10-11-1976 |
12-2-1980: a.s. |
16-12-1980: tegen 9 PvdA, D66 |
12-11-1981: a.s. |
19-1-1983: 61-10 (7 PvdA, 3 CDA) |
||
werkwijze Staten-Generaal |
10-11-1976 |
12-2-1980: a.s. |
17-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
inlichtingenrecht Staten-Generaal |
10-11-1976 |
12-2-1980: a.s. |
16-12-1980: tegen VVD, 1 CDA |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: verworpen 35-36 (tegen CDA (muv 2), VVD (muv 1) en SGP) |
||
begroting |
10-11-1976 |
5-2-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
openbaarheid van bestuur |
25-1-1977 |
5-2-1980: a.s. |
28-5-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
vervallen add. artikelen over heerlijke rechten |
14.457 |
21-4-1977 |
5-2-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
|
algemene regels van bestuursrecht |
30-5-1978 |
24-4-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
bepalingen betreffende andere voorschriften |
30-5-1978 |
17-6-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
ambtenaren |
30-5-1978 |
17-6-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
buitenlandse betrekkingen |
30-5-1978 |
24-4-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
verdediging |
1-2-1979 |
18-9-1980: (tegen CPN, PSP) |
14-4-1981: verworpen 30-37 (voor PvdA, D66, PPR, PSP, CPN, 1 VVD, 1 CDA) |
||||
vervallen art. 73, 190-192 en geldstelsel |
1-2-1979 |
24-4-1981: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
belastingen |
10-5-1979 |
17-6-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
uitzonderingstoestanden |
1-8-1979 |
17-6-1980: (tegen PSP) |
16-12-1980: (tegen CPN, PSP) |
12-11-1981: (tegen PSP) |
11-5-1982: (tegen CPN) |
||
adeldom en ridderorden |
31-10-1979 |
18-9-1980: (tegen PSP, D66) |
14-4-1981: (tegen PSP, PPR) |
12-11-1981: (tegen PSP) |
11-5-1982: (tegen PPR) |
||
koningschap |
4-2-1980 |
10-2-1981: (tegen PSP) |
6-5-1981: tegen PSP |
12-11-1981: (tegen PSP) |
11-5-1982: a.s. |
||
koning en ministers en staatssecretarissen |
4-2-1980 |
10-2-1981: a.s. |
6-5-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
ministerraad en contraseign |
4-2-1980 |
10-2-1981: a.s. |
6-5-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
raad van state, algemene rekenkamer en vaste colleges van advies |
6-2-1980 |
10-2-1981: a.s. |
6-5-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
nationale ombudsman |
12-2-1980 |
28-8-1980: a.s. |
12-2-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
onaantastbaarheid menselijk lichaam |
5-3-1980 |
17-6-1980: a.s. |
16-12-1980: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
justitie |
25-4-1980 |
25-2-1981: (tegen CDA, SGP, GPV, DS70, 3 VVD) |
6-5-1981: 31-24 (tegen CDA, SGP, GPV en 3 VVD) |
12-11-1981: (tegen SGP, RPF, GPV, 2 VVD) |
11-5-1982: 60-11 (tegen 6 CDA, 4 VVD en SGP) |
||
hoge raad der nederlanden |
25-4-1980 |
25-2-1981: a.s. |
6-5-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
berechting van ambtsmisdrijven |
25-4-1980 |
24-2-1981: (tegen PvdA, PPR, BP) |
6-5-1981: (tegen PvdA, PPR) |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
||
voorzitterschap Verenigde Vergadering** |
23-2-1981 |
24-3-1981: (tegen SGP, GPV, BP) |
6-5-1981: verworpen 24-31 (tegen CDA, VVD muv 1 lid, PPR, SGP, GPV) |
||||
inrichting en samenstelling Staten-Generaal** |
23-2-1981 |
24-3-1981: a.s. |
6-5-1981: a.s. |
12-11-1981: a.s. |
11-5-1982: a.s. |
-
*a.s.=met algemene stemmen
** na verwerping eerder ingediend voorstel
- 1.De staatscommissie Van Schaik werd op 17 april 1950 ingesteld bij koninklijk besluit door het kabinet-Drees/Van Schaik. Zij moest naar aanleiding van de dekolonisatie en de komst van internationale organen een algehele herziening van de Grondwet voorbereiden.
- 2.In de periode 1963-1969 de gezaghebbende leider van de VVD als opvolger van Oud. Welsprekende, hoffelijke en aimabele zoon van een lutherse dominee. Aanvankelijk advocaat in Breda. Werd al na drie jaar in de Kamer minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Quay. Befaamd om de Toxopeusronde (loonsverhoging voor ambtenaren) die hij als minister begin jaren zestig doorvoerde. Voerde tevens de vrije zaterdag en het welvaartvaste pensioen voor ambtenaren in. Na zijn ministerschap in het kabinet-Marijnen teruggekeerd in de Tweede Kamer als fractievoorzitter. Werd in 1969 Commissaris van de Koningin in Groningen en daarna staatsraad en minister van staat.
- 3.In 1965 ontstond onder de naam 'Nieuw Links' een vernieuwingsbeweging in de PvdA. Deze groep vernieuwers streefde naar verbetering van de interne partijdemocratie en wilde door een radicaler programma de duidelijkheid in de politiek vergroten.
- 4.De staatscommissie-Cals/Donner (1967-1971) moest advies uitbrengen over een algehele herziening van de Grondwet en over daarmee in verband staande wijzigingen van de Kieswet. De commissie werd op 26 augustus 1967 ingesteld door het kabinet-De Jong en bracht op 29 maart 1971 haar eindrapport uit.
- 5.Rechtsgeleerde die een belangrijk aandeel had in de behandeling van de in 1983 voltooide grondwetsherziening. Stond daarbij de ministers De Gaay Fortman, Wiegel, Van Thijn en Rietkerk ter zijde. Liberaal van Joodsen huize, die de Duitse kampen overleefde. Werd na advocaat te zijn geweest hoogleraar staats- en administratief recht in Rotterdam. Leidde commissies over herziening van de Comptabiliteitswet en over de belastingvrijdom van het Koninklijk Huis. Als 70-plusser regeringscommissaris en in het parlement met zijn grijs-wit haar, magere, kleine gestalte een wat broze verschijning. Formuleerde zorgvuldig en sprak met veel gezag, zodat met respect naar hem werd geluisterd. Kenner bij uitstek van de grondwetsgeschiedenis.
- 6.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 7.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 8.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 9.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 10.Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
- 11.Voorman en prominent lid van de VVD. Bevorderde in de periode 1971-1982 als (jeugdig) partijleider door een op de middengroepen en geschoolde arbeiders gerichte koers de groei van zijn partij. Zette zich sterk af tegen het kabinet-Den Uyl. Uitstekend debater en raspoliticus die optimaal gebruikmaakte van de media. Kon het goed vinden met CDA-leider Van Agt en werd in diens kabinet in 1977 vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken. Werd in 1982 Commissaris van de Koningin in Friesland, maar bleef lang een vooraanstaande rol in zijn partij spelen. Stapte later over naar de organisatie van zorgverzekeraars en werd senator. Zijn tegenstem in de Eerste Kamer tegen het correctief referendum veroorzaakte in 1999 een korte kabinetscrisis. Hoffelijke man, die feitelijk vrij verlegen is en een afkeer heeft van scherpslijperij. Geniet graag van een goed glas en goede maaltijd.
- 12.Amsterdamse, gepassioneerde sociaaldemocraat, die als Joodse jongen de bezetting overleefde en daarna een onvermoeibaar mensenrechtenstrijder werd. Vanuit de WBS, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, spoedig raadslid in Amsterdam en vooraanstaand Tweede Kamerlid, dat zich met binnenlandse zaken en verkeer bezighield. Ten tijde van het kabinet-Den Uyl fractievoorzitter en in 1977 onderhandelaar bij de mislukte formatie. Werd daarna (opnieuw) woordvoerder staatkundige vernieuwing en in 1981 minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Vanaf 1983 tien jaar een populaire burgemeester van Amsterdam die veel betrokkenheid toonde met de stad in alle facetten. Keerde in 1994 terug als minister, maar de IRT-affaire dwong hem tot voortijdig aftreden. Speelde als senator in 2005 een cruciale rol bij het 'afschieten' van het voorstel voor de gekozen burgemeester. Goed bestuurder en debater; cultuur- en sportliefhebber.
- 13.kamerstuk
- 14.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 28 juni 1979 (Stb. 387) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake grondrechten in overweging te nemen.
- 15.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake sociale grondrechten.
- 16.handeling
- 17.kamerstuk
- 18.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake provincies en gemeenten.
- 19.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 9 mei 1980 (Stb. 267) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake provincies en gemeenten in overweging te nemen.
- 20.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling inzake de mogelijkheid kiesrecht voor de gemeenteraad te verlenen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn.
- 21.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 9 mei 1980 (Stb. 268) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling inzake de mogelijkheid kiesrecht voor de gemeenteraad te verlenen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn in overweging te nemen.
- 22.handeling
- 23.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de waterstaat.
- 24.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 9 mei 1980 (Stb. 269) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de waterstaat in overweging te nemen.
- 25.kamerstuk
- 26.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 9 mei 1980 (Stb. 270) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake openbare lichamen voor beroep en bedrijf en andere dan in de Grondwet genoemde lichamen met verordenende bevoegdheid in overweging te nemen.
- 27.handeling
- 28.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 9 mei 1980 (Stb. 271) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepaling met betrekking tot de voorziening in aangelegenheden, waarbij twee of meer gemeenten zijn betrokken en van de bepaling inzake geschillen tussen openbare lichamen in overweging te nemen.
- 29.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 28 juni 1979 (Stb. 390), zoals gewijzigd bij de wet van 4 februari 1981 (Stb. 53), heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake veranderingen in de Grondwet, alsmede tot opneming van bepalingen inzake splitsing van een voorstel in overweging te nemen.
- 30.kamerstuk
- 31.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
- 32.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 673) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal in overweging te nemen.
- 33.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de werkwijze van de Staten-Generaal.
- 34.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb.674) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de werkwijze van de Staten-Generaal in overweging te nemen.
- 35.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 680), zoals gewijzigd bij de wet van 4 februari 1981 (Stb. 53), heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake de begroting in overweging te nemen.
- 36.kamerstuk
- 37.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 28 mei 1980 (Stb. 311) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling inzake de openbaarheid van bestuur in overweging te nemen.
- 38.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 684) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van het additionele artikel inzake heerlijke rechten in overweging te nemen.
- 39.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 682) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de regeling van delen van het recht in algemene wetboeken en tot opneming van een bepaling inzake algemene regels van bestuursrecht in overweging te nemen.
- 40.kamerstuk
- 41.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake ambtenaren.
- 42.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 683) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake ambtenaren in overweging te nemen.
- 43.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de buitenlandse betrekkingen.
- 44.kamerstuk
- 45.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de belastingen.
- 46.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 679) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de belastingen in overweging te nemen.
- 47.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepalingen inzake uitzonderingstoestanden.
- 48.kamerstuk
- 49.kamerstuk
- 50.kamerstuk
- 51.kamerstuk
- 52.kamerstuk
- 53.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 7 mei 1981 (Stb. 261) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de Koning en de ministers alsmede de staatssecretarissen in overweging te nemen.
- 54.kamerstuk
- 55.kamerstuk
- 56.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 12 februari 1981 (Stb. 52) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling betreffende de instelling van een of meer algemene, onafhankelijke organen voor het onderzoek van klachten betreffende overheidsorganen in overweging te nemen.
- 57.kamerstuk
- 58.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 17 december 1980 (Stb. 672) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van een bepaling betreffende het recht op onaantastbaarheid van het menselijk lichaam, in overweging te nemen.
- 59.kamerstuk
- 60.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 7 mei 1981 (Stb. 265) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de justitie in overweging te nemen.
- 61.kamerstuk
- 62.kamerstuk
- 63.kamerstuk
- 64.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat de wet van 7 mei 1981 (Stb. 263) heeft verklaard, dat er grond bestaat het daarbij vastgestelde voorstel tot verandering in de Grondwet van bepalingen inzake de inrichting en de samenstelling van de Staten-Generaal in overweging te nemen.