Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper1. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen2, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij3. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP4 en CHU5 op in het CDA6.
De ARP had steeds vertegenwoordigers in Tweede Kamer7 en Eerste Kamer8 en kende electorale hoogtepunten in 1901, 1909 en 19379. Van 1918 tot 1959 was de ARP de derde partij van het land. Nadien bleef haar aanhang rond de tien procent. Tussen 1888 en 1980 was de ARP diverse malen regeringspartij en waren enkele ARP'ers minister-president10.
De ARP was, meer dan de CHU, de partij van de 'kleine luyden': middenstanders, boeren, lagere ambtenaren en arbeiders. Vooral onder het kader bevonden zich echter ook industriëlen en hogere ambtsdragers. Er bestonden nauwe banden met het CNV en met andere organisaties in de protestants-christelijke zuil11.
Bekende ARP-politici waren Kuyper, Talma12, Heemskerk, Colijn, Gerbrandy13, Schouten14, Zijlstra15, Biesheuvel16 en Aantjes17.
Contents
De ARP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de protestantse leer. Volgens de anti-revolutionaire opvattingen ging het overheidsgezag uit van God en niet van de mensen. Gods Woord moest richtsnoer zijn voor het overheidshandelen.
De partij was voorstander van een door het Huis van Oranje geregeerd Nederland met een sterk gezag en een overheid die toeziet op handhaving van goede zeden en openbare orde. De ARP was steeds voorstander van een krachtige defensie.
Op economisch gebied was de ARP lange tijd voor een terughoudende rol van de overheid. Vooral na 1960 veranderde dit echter geleidelijk. De partij ging zich toen meer richten op het door de overheid bevorderen van sociale gerechtigheid, zowel nationaal als internationaal.
Op koloniaal gebied streefde de ARP naar economische en geestelijke verheffing van de inlandse bevolking. Deze ethische politiek diende gepaard te gaan met krachtige handhaving van het Nederlandse gezag.
In de Indonesische kwestie bestreed zij de politiek van de naoorlogse kabinetten, en wilde zij vasthouden aan een rijksverband tussen Nederland en Nederlands-Indië. Ook in de kwestie-Nieuw-Guinea wees zij soevereiniteitsoverdracht lange tijd af.
Tot 1963 was de ARP principieel tegenstander van vrouwelijke volksvertegenwoordigers. Lange tijd verzette zij zich ook tegen vaccinatiedwang en tot in de jaren dertig werd herinvoering van de doodstraf bepleit.
Tot 1917 was hoofdthema voor de ARP de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs. Hierbij werd samengewerkt met RKSP18 en CHU, waarmee zij samen de zgn. 'coalitie' vormde.
Kuyper meende dat er een duidelijke politieke scheidslijn lag tussen partijen die zich op een christelijke beginsel baseerden en partijen die dat niet deden (de zogenaamde antithese). Een ander beginsel was de leer van soevereiniteit in eigen kring. Dat betekende dat het overheidsingrijpen beperkt diende te zijn en dat organisaties (scholen, gemeenten, verenigingen) een grote autonomie dienden te hebben.
Van 1918 tot 1959 was de ARP de derde partij van Nederland. Nadien bleef haar aanhang rond de tien procent. Tussen 1888 en 1980 was de ARP diverse malen regeringspartij en waren enkele ARP'ers minister-president10. In 1980 fuseerde de ARP met de CHU5 en KVP4 waardoor het CDA6 ontstond.
De ARP kwam in 1879 voort uit een door Groen van Prinsterer19 geleide politieke stroming, die streefde naar een christelijke natie onder leiding van het Huis van Oranje, en die zich keerde tegen de tijdens de Franse Revolutie geformuleerde gedachte van volkssoevereiniteit.
In praktische zin was het streven naar gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs het eerste en voornaamste doel. Met name de Wet op het lager onderwijs van Kappeyne van de Coppello in 1878, die wel strengere eisen aan scholen stelde, maar bijzondere (christelijke) scholen ongesubsidieerd liet, zorgde voor een stroomversnelling. Door de antirevolutionairen werd een omvangrijke petitiebeweging in gang gezet, die de basis vormde voor de partijorganisatie.
Heel belangrijk bij de vorming van de ARP was verder de predikant Abraham Kuyper, die in 1876-1877 een partijprogramma ('Ons Program') opstelde. Hij had in 1872 al een antirevolutionaire krant ('de Standaard') opgericht. In 1880 was hij medeoprichter van de Vrije Universiteit in Amsterdam en rond 1886 speelde Kuyper bovendien een belangrijke rol bij de afsplitsing van de gereformeerden van de Hervormde Kerk, die beide nauw gelieerd waren aan de ARP.
Kuyper richtte zich op de 'gewone' kiezers, de kleine luyden, en was voorstander van uitbreiding van het kiesrecht en van sociale zekerheid. In 1894 leidde dit tot een splitsing in de partij, waaruit later de CHU ontstond.
In 1888 behaalde de ARP samen met de katholieken een Kamermeerderheid en werd het kabinet-Mackay20 gevormd. Pas in 1901 kon dit succes worden herhaald, en kon Kuyper zelf optreden als minister-president. Na een verkiezingsnederlaag in 1905 trad korte tijd een liberaal kabinet21 op, waarna in 1908 de ARP'er Th. Heemskerk22 minister-president werd. Kuyper bleef buiten dat kabinet. Nadat hij in 1909 bij een schandaal betrokken was geraakt, was zijn rol grotendeels uitgespeeld, al bleef Kuyper invloedrijk in zijn partij.
In 1920 nam H. Colijn23 het partijleiderschap op zich. Hij was oud-officier in Nederlands-Indië en directeur van de BPM (onderdeel van Shell). Onder zijn leiding werd nadruk gelegd op een krachtige defensie en een zuinig economisch beleid. Met name tijdens de crisisjaren 1933-1939 werd Colijn door velen gezien als de krachtige leider. In 1939 kwam er een einde aan het tijdperk-Colijn, en bleef de ARP buiten het kabinet.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelden diverse antirevolutionairen een vooraanstaande rol in het verzet. Belangrijk daarbij was de verzetskrant Trouw, waarvan J.A.J.H.S. Bruins Slot24 de leiding had. Partijleider J. Schouten14 overleefde het beruchte kamp Mauthausen. De kabinetten in Londen stonden onder leiding van de ARP'er P.S. Gerbrandy13, die in 1939 tegen de zin van zijn partij was toegetreden tot het kabinet-De Geer25.
De eerste jaren na de oorlog bleef de ARP buiten het kabinet, omdat zij zich niet kon verenigen met het Indië-beleid van de kabinetten-Schermerhorn26, -Beel en -Drees. In 1952 keerde de ARP echter terug in de regering en werd de samenwerking met KVP en CHU hersteld.
Die samenwerking werd in 1965 en 1973 enigszins doorbroken, doordat ARP en KVP wél en de CHU niet toetraden tot kabinetten met daarin de PvdA27. Vooral onder invloed van partijvoorzitter W.P. Berghuis28 en de fractievoorzitters Bruins Slot en J. Smallenbroek29 was de ARP een wat linksere koers gaan volgen. Het toetreden tot de centrumrechtse kabinetten-De Quay30 en -De Jong31 leidde tot onvrede bij de linkervleugel van de ARP.
Overigens deden zich na 1960 regelmatig spanningen in de partij voor tussen een deel van de achterban en de leiding, omdat er uiteenlopende opvattingen bestonden over de koers van de partij. De achterban was in meerderheid behoudender dan de leiding. Tijdens het kabinet-Den Uyl32 was er daarom soms kritiek op fractieleider W. Aantjes17.
In 1894 leidde een conflict over het kiesrecht tot splitsing van de ARP-Tweede Kamerfractie7 en later tot afscheiding van de Vrij-antirevolutionairen33 onder leiding van De Savornin Lohman34. Hieruit ontstond in 1908 de CHU.
Ter linkerzijde ontstond in 1905 de Christen-Democratische Partij35, die werd opgericht door het voormalige ARP-Tweede Kamerlid A.P. Staalman36. Een echte bedreiging vormde die partij niet.
Dat lag anders met de in 1918 opgerichte SGP37, die zich keerde tegen de samenwerking van ARP met katholieken en tegen de in haar ogen te weinig christelijke koers van de ARP.
In 1948 ging een aantal ARP'ers over naar het nieuwgevormde GPV38. Die partij was nauw verbonden met een afsplitsing van de Gereformeerde Kerk.
Uit onvrede over deelname van de ARP aan centrum-rechtse kabinetten in de jaren zestig stapten in 1968 enkele ARP'ers over naar de PPR39. De bekendste van hen was Bas de Gaay Fortman40. Anderen richtten later de EVP41 op, die in 1991, met PPR, PSP42 en CPN43, opging in GroenLinks44.
Vanaf 1967 werd gestreefd naar versterking van de band met KVP en CHU. In 1974 werd naast de drie bestaande christelijke partij het federatieve CDA gevormd, die moest uitmonden in nieuwe partij. Een poging van ARP-fractievoorzitter Aantjes om de nieuwe fusiepartij een duidelijk progressief-evangelische koers te laten varen, mislukte. Desondanks ging de ARP akkoord met de grondslagen van de nieuwe partij en met de fusie, die in 1980 werd gerealiseerd.
De ARP nam, steeds in samenwerking met de katholieken, deel aan de kabinetten-Mackay, -Kuyper en -Heemskerk. Vanaf 1918 werd die samenwerking voortgezet, waarbij zich ook de CHU aansloot. Met uitzondering van de periode 1945-1952 zaten er steeds ARP'ers in het kabinet.
Als minister-president traden na 1918 namens de ARP op Colijn (vijf kabinetten), Gerbrandy (in Londen), J. Zijlstra15 en B.W. Biesheuvel16.
Naast de eerder genoemde politieke leiders Kuyper, Colijn en Schouten, en de eerder genoemde minister-presidenten, kende de ARP vele vooraanstaande politici. Van hen noemen wij nog Talma, Idenburg en De Gaay Fortman senior.
A.S. Talma12, een sociaal voelende predikant, was minister45 van Landbouw, Nijverheid en Handel in het kabinet-Heemskerk en bracht belangrijke sociale wetgeving tot stand.
A.W.F. Idenburg46, was koloniaal specialist en gold lange tijd als de gedoodverfde opvolger van Kuyper. Hij achtte zichzelf echter minder geschikt voor die rol. Idenburg was diverse malen minister van Koloniën en voorts Gouverneur van Suriname, Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, Kamerlid en minister van Staat.
W.F. de Gaay Fortman sr.47 ('Gaius') was aanvankelijk ambtenaar en later hoogleraar aan de VU. In de jaren vijftig en zestig trad hij enkele malen op als informateur48 en in 1960 werd hij Eerste Kamerlid49. In 1973 bewerkstelligde hij met J. Boersma50 een doorbraak in de formatie48 van het kabinet-Den Uyl door zich als christendemocraat bereid te tonen minister te worden. Ook na zijn ministerschap bleef hij invloedrijk.
De partij was sterk verbonden met de Gereformeerde Kerk, maar had ook aanhang onder Hervormden (waaronder ook de rechtervleugel daarvan: de Gereformeerde Bond), Luthersen en Christelijk-Gereformeerden. Ongeveer 80 procent van de kiezers was gereformeerd. Circa 10 procent was Hervormd-gereformeerd.
De ARP zag haar aanhang al tijdens het districtenstelsel groeien, vooral nadat er in 1888 en 1897 veel meer mannen het kiesrecht hadden gekregen. De partij richtte zich op arbeiders, middenstanders, lagere officieren, boeren en kleine zelfstandigen uit de protestants-christelijke hoek. Dat betekende overigens niet dat de ARP geen aanhang had onder beter gesitueerden. De ARP had aanhang onder alle lagen van de bevolking.
De ARP had in vrijwel het gehele land (met uitzondering van Limburg en het grootste deel van Noord-Brabant) aanhang. Zij was met name sterk vertegenwoordigd in Friesland, Overijssel, delen van Gelderland (de Veluwe), op het Zuid-Hollandse platteland en in Zeeland.
In tegenstelling tot KVP en CHU wist de ARP in de jaren zestig en zeventig haar aanhang redelijk constant te houden.
Opgericht: |
3 april 1879 |
---|---|
Oprichter: |
|
Opgeheven: |
27 september 1980 (gefuseerd tot CDA) |
Secretariaat: |
'Kuyperhuis', Dr. Kuyperstraat 3 te Den Haag |
Leden: |
hoogste aantal 102.737 (1950); 75.000 in 1971; 55.500 in 1980 |
Contributie: |
12 tot 16 gulden per jaar; partijblad 10 gulden per jaar (1967) |
Partijblad: |
'Nederlandse Gedachten' |
Jongerenorganisatie: |
|
Wetenschappelijk instituut: |
Dr. A. Kuyper-stichting |
Logo/beeldmerk: |
donkere driehoek met letters ARP, staande op een lichte sokkel met motto |
Bekendste slogan(s): |
'AR. Uw eigen huis' (1967) |
Meer over
Kijk voor meer informatie over de ARP op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
- 1.'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
- 2.Antirevolutionair was een 19e-eeuwse politieke stroming, die zich keerde tegen de ideeën van de Franse Revolutie, met name tegen de volkssoevereiniteit. De overheid ontleende haar gezag volgens de antirevolutionairen niet aan het volk, maar aan God. Tegenover de ideeën van de Revolutie werd de bijbel en de door God geleide geschiedenis gesteld (hiervoor werd ook de term christelijk-historisch gebruikt). De antirevolutionaire gedachten werden geformuleerd door G. Groen van Prinsterer. In de Kamer had hij slechts enkele medestanders.
- 3.Een politieke partij is een groep van politieke geestverwanten. Politieke partijen streven vaak meer dan één doel na, zoals bevordering van werkgelegenheid, een eerlijke inkomensverdeling, een schoon milieu of het bestrijden van criminaliteit. Omdat niet iedereen deze doelen op dezelfde wijze nastreeft, zijn er meer partijen ontstaan.
- 4.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 5.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 6.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 7.De fractie van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) was een christendemocratische, protestantse fractie. De fractie was van 16 mei 1894 tot 25 mei 1977 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. De fractie ontstond na een conflict in de ARP over het kiesrecht, waarbij aanhangers van Kuyper en van De Savornin Lohman tegenover elkaar stonden. Daarvoor was er sinds 1879 al een antirevolutionaire fractie.
- 8.De Anti-Revolutionaire Partij was van 10 januari 1922 tot 20 september 1977 in de Eerste Kamer vertegenwoordigd. Vanaf 1975 werd gezamenlijk vergaderd met de fracties van KVP en CHU, in aanloop naar totstandkoming van het CDA.
- 9.De Tweede Kamerverkiezngen van 1937 waren op 26 mei. Het waren reguliere verkiezingen. De winnaar was de RKSP, maar de grootste stijger was de ARP van Colijn. Dat de NSB van Mussert als nieuwkomer vier zetels haalde, lijkt een groot succes. De teruggang ten opzichte van de Statenverkiezingen van 1935 was echter zodanig, dat het voor de nationaal-socialisten in feite zeer teleurstellend was. Na de verkiezingen werd het kabinet-Colijn IV gevormd.
- 10.De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
- 11.De Nederlandse samenleving werd een groot deel van de 20ste eeuw gekenmerkt door een sterke verzuiling. Daaronder verstaan we de opdeling van de maatschappij op grond van geloofsovertuiging en/of maatschappelijke opvattingen. Iedere stroming had daarbij eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven: politiek, vakvereniging, onderwijs, gezondheidszorg, media, jeugdbeweging en sport.
- 12.Als minister in het kabinet-Heemskerk één van de grondleggers van de sociale wetgeving in Nederland. Sociaal voelende predikant die bij de Tweede Kamerverkiezingen in 1901 Troelstra versloeg in het district Tietjerksteradeel. Grote stevig gebouwde man met een jeugdig aanzien en een rustige spreektrant zonder preektoon (al vonden sommigen hem een 'langspreker'). Werd bij het totstandbrengen van zijn wetgeving vooral tegengewerkt door conservatieve geloofsgenoten in ARP en CHU. Bracht wel de Invaliditeits- en ouderdomswet en de Ziektewet tot stand, maar deze werden pas na enkele jaren ingevoerd. Harde werker, die zowel onder de zwaarte van het ambt als onder de tegenwerking bij zijn wetgevende arbeid leed. Werd na zijn ministerschap weer predikant, maar overleed al na enkele jaren.
- 13.Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, onvoorwaardelijk streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog was hij fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich sterk in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
- 14.Bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer voor de ARP en drieëntwintig jaar de zeer dominante fractie- en partijvoorzitter, wiens wil in de fractie wet was. Zoon van een haringvisser uit Maassluis die al op jonge leeftijd ging werken. Subliem product van de Gereformeerde Jongelingsvereniging en typische mannenbroeder. Autodidact. Was in Rotterdam enige tijd wethouder. Fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer vanaf de jaren dertig en opvolger van Colijn. Tijdens de bezetting moedig, karaktervast en onverzettelijk. Overleefde het beruchte kamp Mauthausen, maar zei in 1945 tegen Wilhelmina: ik ben niet veranderd. Ageerde met zijn krachtige, sonore stemgeluid tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Beel en -Drees. Hield de ARP na de oorlog lange tijd in isolement. Verliet in 1956 de politiek en was nog ruim twee jaar staatsraad.
- 15.Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
- 16.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 17.Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt tot de loyalisten. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
- 18.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 19.Belangrijk negentiende-eeuws staatsman en geschiedschrijver, voorman van de antirevolutionairen. Beschouwde zichzelf niet als staatsman, maar als evangeliebelijder. Formuleerde in het boek 'Ongeloof en revolutie' de antirevolutionaire staatsleer, die uitgaat van de opvatting dat niet de volkswil maar het goddelijk gezag basis moet zijn voor het staatsbestel. Verzette zich zowel tegen de politiek van Willem II als tegen totstandkoming van de Grondwetsherziening in 1848. Was voorstander van een op bijbelse grondslagen bestuurd protestants Nederland. Streefde in 1850 naar een openbare gezindteschool en verliet (enige jaren) de Tweede Kamer na aanvaarding van de Lager-onderwijswet 1857. Keerde later nog enkele keren terug. Zeer erudiet en ondanks zwakke politieke basis gezaghebbend lid van de Kamer.
- 20.Dit was het eerste zogenaamde coalitiekabinet, bestaande uit katholieke en antirevolutionaire ministers. Vorming van dit kabinet werd mogelijk door de overwinning van Katholieken en ARP bij de Tweede Kamerverkiezingen. Naast antirevolutionairen en katholieken telde het kabinet twee conservatieve ministers. Voornaam doel van het kabinet was de regeling van subsidiëring van het bijzonder onderwijs. Ondanks de liberale meerderheid in de Eerste Kamer wist het kabinet in 1889 hiervoor een wet tot stand te brengen.
- 21.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 22.Antirevolutionair die bijna vijfenveertig jaar actief was als politicus. Zoon van de conservatieve staatsman J. Heemskerk Azn. en afkomstig uit een Amsterdams remonstrants koopmansgezin. Werd later gereformeerd. Kwam in 1888 in de Tweede Kamer en was tevens zeven jaar wethouder van Amsterdam. Weigerde in 1901 minister te worden onder Kuyper en werd in 1908 tegen diens zin kabinetsleider, hetgeen leidde tot een conflict. Na zijn premierschap staatsraad en in de periode 1918-1925 minister van Justitie die belangrijke wetgeving tot stand bracht. In 1929 verving Colijn hem nogal onverhoeds als fractievoorzitter. Hij bleef toen wel Kamerlid. Had de naam zaken soms wat te gemakkelijk op te nemen, maar wist zich door zijn intellect en spreekvaardigheid steeds staande te houden in debatten. Zijn luchtige wijze van optreden bezorgde zijn regeerperiode het predikaat 'jolig Christendom'.
- 23.Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
- 24.Journalist en ARP-politicus, die tussen 1956 en 1963 de ARP-Tweede Kamerfractie leidde. Nam in de oorlog ontslag als burgemeester en speelde in het verzet een belangrijke rol bij het illegale Trouw. Bleef na de oorlog als hoofdredacteur aan die krant verbonden. In de Kamer buitenland-woordvoerder en warm voorstander van Europese samenwerking. Volgde in 1956 Schouten op als fractieleider. Hoofdrolspeler bij de bouwcrisis van 1960, waarbij zijn fractie tegenover de 'eigen' bewindslieden Van Aartsen en Zijlstra kwam te staan. Nadat hij in 1961 ook zijn standpunt ten aanzien van Nieuw-Guinea had gewijzigd, raakte hij geleidelijk uit de gratie bij de ARP. In 1963 trok hij zich terug uit de politiek.
- 25.Dit kabinet was een centrumlinks noodkabinet, waarvan voor het eerst twee sociaaldemocraten deel uitmaakten. Het bestond verder uit ministers van RKSP, CHU, VDB, een ARP'er (zonder partijbinding) en twee partijlozen. Het kabinet werd kort na zijn aantreden geconfronteerd met de dreigende oorlogssituatie en besloot tot mobilisatie van de strijdkrachten.
- 26.Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
- 27.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 28.Gereformeerde domineeszoon die het burgemeesterschap van Smilde en later van Kampen jarenlang combineerde met grote activiteiten in de politiek. Zat achttien jaar voor de ARP in de Eerste Kamer, waarvan elf jaar als fractievoorzitter. Als voorzitter van de ARP volgde hij in de jaren zestig een radicaal-evangelische koers gericht op samenwerking met de PvdA. Hij speelde bovendien een belangrijke rol bij de koerswijziging in 1961 ten aanzien van de kwestie-Nieuw-Guinea. Druk bezet en zeer uithuizig man. Statige beheerste magistraat, die nooit het achterste van zijn tong liet zien.
- 29.ARP-voorman uit Drenthe. In de Tweede Wereldoorlog een vooraanstaand en standvastig verzetsman. Na een korte periode in de Tweede Kamer vanaf 1946 gedeputeerde in Drenthe, wat hij tot 1965 bleef. In 1956 keerde hij terug in de Tweede Kamer. Aanvankelijk was hij daar woordvoerder maatschappelijk werk en binnenlandse zaken en vanaf 1963 fractievoorzitter, als opvolger van de zieke Van Eijsden. Als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Cals kreeg hij te maken met de gezagsproblemen in Amsterdam en met de perikelen rond het huwelijk van prinses Beatrix. Trad in 1966 af vanwege een door hem begane verkeersovertreding. Kreeg daarna een lage plaats op de kandidatenlijst en trok zich terug. Werd in 1967 staatsraad. Hardwerkende, hartelijke en loyale figuur.
- 30.Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
- 31.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 32.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 33.De Vrij-Antirevolutioniare Partij (VAR) werd in september 1898 opgericht. De VAR streefde naar handhaving en uitvoering van de antirevolutionaire of christelijk-historische beginselen. Zij had een overwegend conservatief en anti-Rooms karakter. Kiesrechtuitbreiding en verregaande bemoeienis van de overheid op sociaal-economisch gebied werden afgewezen.
- 34.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 35.De in 1905 opgerichte Christen-Democratische Partij (CDP) is als een afsplitsing van de ARP te beschouwen. Voorman en initiatiefnemer was A.P. Staalman, die tussen 1894 en 1905 voor het district Den Helder antirevolutionair Tweede Kamerlid was. Staalman vond dat de ARP onder leiding van Kuyper te weinig een sociaal gezicht had en onvoldoende opkwam voor kiesrechtuitbreiding.
- 36.Dissident antirevolutionair Tweede Kamerlid, dat uiteindelijk brak met de ARP en een nieuwe partij, de CDP, oprichtte. Werkzaam in Den Helder onder meer als boekhandelaar en uitgever van een kritisch blad. In de Tweede Kamer dé belangenbehartiger van dienstplichtigen en van het lagere marinepersoneel. Zette zich ook in voor de vissersweduwen. Keerde zich in 1902 tegen het kabinet-Kuyper. Voerde in 1917 in het district Den Helder een felle verkiezingsstrijd met de jeugdige P.J. Oud, die hem toen versloeg. In de periode 1918-1922 Tweede Kamerlid voor de CDP. Sociaal voelend man, die prikkelend kon optreden en zichzelf 'een echte jongen van het volk' noemde.
- 37.De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
- 38.Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) was een in 1948 gevormde protestants-christelijke partij, die zich baseerde op bijbelse normen. De partij was sterk verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
- 39.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 40.Voorman en later senator van de PPR en deskundige op het gebied van politieke economie. Stapte in 1970 als één van de weinige ARP-spijtstemmers over naar de PPR. Hoogleraar in Afrika, daarna jarenlang aan het Institute for Social Studies en vanaf 2000 aan de Universiteit Utrecht. In 1971 Tweede Kamerlid. Was op het eerste gezicht voor de wat jonge, hippe achterban een wat a-typisch PPR-lid, maar was bij hen populair. Leidde zijn partij in 1972 naar verkiezingswinst. Fractievoorzitter tijdens het kabinet-Den Uyl. Verruilde in 1977 de Tweede Kamer voor de Eerste Kamer, waarvan hij steeds meer een verdediger zou worden. Zoon van ARP-senator en minister W.F. de Gaay Fortman.
- 41.De EVP was een progressief-christelijke partij. De partij werd opgericht in maart 1981 als fusie van de Evangelische Progressieve Volkspartij (EPV) en een deel van de werkgroep Niet bij Brood Alleen (NBBA) van het CDA. In maart 1991 hief de partij zich op om op te gaan in een progressieve partij zonder christelijk signatuur, GroenLinks.
- 42.De Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), opgericht in 1957, was een pacifistische partij, die tevens streefde naar hervorming van de maatschappij in socialistische zin. In 1990 fuseerde de partij met PPR, CPN en EVP tot GroenLinks.
- 43.De Communistische Partij van Nederland (CPN) was een communistische partij die na de Tweede Wereldoorlog veertig jaar lang (tot 1986) met een Eerste Kamerfractie en Tweede Kamerfractie vertegenwoordigd was in de Staten-Generaal. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in de periode 1946-1986 schommelde het zetelaantal van de CPN tussen de 2 en 10. De partij maakte altijd deel uit van de oppositie. Hoewel de CPN geen eigen jongerenorganisatie kende, was het Algemeen Nederlands Jeugdverbond (ANJV) politiek gezien nauw verbonden aan de CPN.
- 44.GroenLinks is een progressieve partij, die duurzaamheid hoog in het vaandel heeft. De partij werd opgericht op 24 november 1990 als fusie van de Communistische Partij van Nederland (CPN), de Evangelische Volkspartij (EVP), de Politieke Partij Radikalen (PPR) en de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP). GroenLinks trok samen met de PvdA op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 45.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 46.Vooraanstaand ARP-politicus in de eerste helft van de twintigste eeuw en belangrijk ideoloog van de ethische politiek in Nederlands-Indië. Had in Indië een militaire loopbaan doorlopen en werd in 1901 Tweede Kamerlid. In 1902 volgde al een benoeming tot minister van Koloniën, een functie die hij driemaal zou bekleden. Verder was hij Gouverneur van Suriname, Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië, Eerste Kamerlid en staatsraad. Père noble van de ARP, die geliefd was bij zijn achterban vanwege zijn vroomheid. Gematigde en samenbindende figuur, die bemiddelde bij diverse conflicten, onder meer tussen Kuyper en Heemskerk. Onderhield vriendschappelijke contacten met Kuyper en werd door deze als zijn opvolger gezien. Hield dat zelf echter af, onder andere vanwege zijn gezondheid. Werd bovendien enigszins gekweld door twijfel aan eigen capaciteiten. Adviseur van de koningin.
- 47.Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
- 48.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 49.De Eerste Kamer bestaat uit 75 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van vier jaar worden gekozen via de kieslijst van een politieke partij. De leden worden indirect gekozen: eerst kiezen burgers leden van de Provinciale Staten. Zij kiezen daarna de Eerste Kamerleden.
- 50.Progressieve antirevolutionair en vakbondsman uit Friesland die in 1973 zijn fractieleider Biesheuvel trotseerde door 'ja' te zeggen op het verzoek van informateur Burger om minister te worden in het te vormen kabinet-Den Uyl. Was voor hij in de politiek kwam economisch adviseur van het CNV. Vanaf 1964 als Tweede Kamerlid woordvoerder economische en sociale zaken. Werd in 1971 minister van Sociale Zaken in het kabinet-Biesheuvel en lag toen geregeld in de clinch met de VVD- en DS'70-ministers over het sociaaleconomische beleid. Als minister in het kabinet-Den Uyl koos hij vaak de zijde van de progressieve bewindslieden. Keerde in 1978 nog wel kort terug in de Kamer, maar stapte snel daarna uit onvrede over zijn positie in de CDA-fractie over naar het bedrijfsleven. Was later enige jaren PvdA-lid. Gedreven, emotioneel betrokken politicus.
- 51.De bekendste ARP-voorzitter was Abraham Kuyper, die deze partij in 1879 had opgericht. Kuyper was voorzitter van 1879-1905 en van 1907-1920. Andere partijvoorzitters waren Hendrik Colijn en Jan de Koning. Hans de Boer was voorzitter toen de ARP in 1980 opging in het CDA.
- 52.De Nationale Organisatie van Anti-Revolutionaire Jongerenstudieclubs (ARJOS) was de jongerenorganisatie van de Anti-Revolutionaire Partij. De ARJOS hield zich bezig met bezinning op en vormgeving van christelijke politiek. Dit deed het onder meer door het uitgeven van brochures, het organiseren van studiebijeenkomsten, kadercursussen, meetings en conferenties en het ondersteunen van acties.
- 53.Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.