Kabinet-Colijn IV (1937-1939)
Dit kabinet had, anders dan de vier voorgaande kabinetten, weer een parlementair karakter. Het werd gesteund door RKSP1, ARP2 en CHU3. De financieel-economische problemen beheersten het kabinetsbeleid. Daarnaast vroegen de toevloed van (joodse) vluchtelingen, de toenemende onrust in de samenleving door het optreden van de NSB4 en de internationale spanningen veel aandacht. Er was sprake van een steeds grotere oorlogsdreiging, met name in september 1938.
Vanwege het ontbreken van eenstemmigheid over de financiële politiek, met name ten aanzien van de financiering van de bestrijding van de jeugdwerkloosheid, bood het kabinet op 29 juni 1939 zijn ontslag aan, nadat in mei de minister van Financiën al was afgetreden. De katholieke ministers stonden hierbij tegenover de ministers van de andere partijen.
Het vierde kabinet-Colijn trad aan op 24 juni 1937 en werd 29 juni 1939 demissionair. Het vijfde kabinet-Colijn5 volgde op 25 juli 1939 het vierde kabinet-Colijn op.
Contents
Na de verkiezingswinst van de ARP stond terugkeer van een kabinet onder leiding van Colijn niet ter discussie. Met name RKSP-fractievoorzitter Goseling stuurde echter aan op herstel van de rechtse coalitie. Ook de fractievoorzitter van de CHU, De Geer, had daarvoor een voorkeur. Formateur Colijn vormde daarop een parlementair meerderheidskabinet van de drie rechtse partijen.
Goseling verving Van Schaik als minister van Justitie en viceminister-president. Colijn werd zelf minister van het nieuw gevormde ministerie van Algemene Zaken. De jonge Tilburgse hoogleraar Romme werd minister van Sociale Zaken.
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
26 mei 1937 |
||||
30 mei 1937 |
benoeming formateur |
23 juni 1937 |
25 |
|
24 juni 1937 |
beëdiging (nieuwe) ministers |
28 juni 1939 |
735 |
|
29 juni 1939 |
kabinet demissionair |
24 juli 1939 |
26 |
|
25 juli 1939 |
ontslag verleend |
koningin Wilhelmina |
minister: Dr. H. Colijn (ARP) (8 juli 1937 - 25 juli 1939)
Buitenlandse Zaken
minister a.i.: Dr. H. Colijn (ARP) (24 juni 1937 - 4 oktober 1937)
minister: Mr. J.A.N. Patijn (Liberaal, maar partijloos) (4 oktober 1937 - 25 juli 1939)
Justitie
minister: Mr. C.M.J.F. Goseling (RKSP)
Binnenlandse Zaken
minister: H. van Boeijen (CHU)
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Dr. J.R. Slotemaker de Bruïne (CHU)
Financiën
minister: Mr. J.A. de Wilde (ARP) (24 juni 1937 - 19 mei 1939)
minister a.i.: Dr. H. Colijn (ARP) (19 mei 1939 - 25 juli 1939)
Defensie
minister: J.J.C. van Dijk (ARP)
Waterstaat
minister: Mr.Dr. J.A.M. van Buuren (Liberaal, maar partijloos)
Economische Zaken
minister: Mr. M.P.L. Steenberghe (RKSP) (15 juli 1937 - 25 juli 1939)
Handel, Nijverheid en Scheepvaart
minister: Mr. M.P.L. Steenberghe (RKSP) (24 juni 1937 - 15 juli 1937)
Landbouw en Visserij
minister a.i.: Mr. M.P.L. Steenberghe (RKSP) (24 juni 1937 - 15 juli 1937)
Sociale Zaken
minister: Mr. C.P.M. Romme (RKSP)
Koloniën
minister: Ch.J.I.M. Welter (RKSP)
In mei 1939 trad minister De Wilde van Financiën af, omdat hij vond dat tegenover extra uitgaven voor bestrijding van de werkloosheid extra bezuinigingen moesten staan. De minister had eerder al op het punt gestaan op te stappen, maar daarvan toen afgezien vanwege de internationale spanningen.
De reden van het vertrek van De Wilde was uiteindelijk de indiening van voorstellen van minister Romme ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid. De door Romme voorgestelde plannen kostten f 10 miljoen en behelsden onder meer invoering van een soort arbeidsplicht voor jongeren. De wetsvoorstellen werden door een vormfout direct na het advies van de Raad van State ingediend, zonder dat De Wilde nog bezwaren kon maken. Dat was voor hem reden af te treden.
Colijn nam na het vertrek van De Wilde Financiën erbij.
Tweede Kamer | Eerste Kamer | ministerraad | |
---|---|---|---|
RKSP | 31 | 16 | 6 |
ARP | 17 | 7 | 4 |
CHU | 8 | 6 | 2 |
partijloos | - | - | 1 |
totaal |
56 (56%) |
29 (58%) |
-
-Er kwam in 1937 een beperkte Grondwetsherziening tot stand. De benoeming van ministers zonder portefeuille wordt mogelijk en er komt een mogelijkheid tot het instellen van openbare lichamen van beroep en bedrijf. Een voorstel om revolutionaire volksvertegenwoordigers hun lidmaatschap te kunnen ontnemen, werd bij de tweede lezing verworpen.
-
-Minister Romme van Sociale Zaken trachtte via openbare werken werklozen aan werk te helpen. Daarnaast voerde hij een spaarregeling voor werklozen in ('het Kwartje van Romme'). Bij ieder kwartje dat een werkloze per week spaarde, legde de overheid er een kwartje bij.
-
-In maart 1938 was er een nationaal-socialistische machtsovername in Oostenrijk en vond de 'Anschluss' (aansluiting) van dat land bij Duitsland plaats. In datzelfde jaar vond in september de conferentie van München plaats, waarna Duitsland delen van Tsjecho-Slowakije, met name Sudentenland, mocht annexeren.
-
-Op 29 september 1938 werd de toestand van oorlogsgevaar afgekondigd en werden grensbataljons gemobiliseerd. Tevens kwamen er diverse spoedwetten, onder meer om hamsteren en prijsopdrijving tegen te gaan en vordering van schepen mogelijk te maken. Een besluit tot mobilisatie werd nog niet genomen en de dreiging werd na de Conferentie van München minder.
-
-In april 1939 viel Italië Albanië binnen. Nederland handhaafde een strikte neutraliteit, maar mobiliseerde opnieuw de grensbataljons.
-
-Minister Goseling voerde een restrictief toelatingsbeleid voor Duitse (joodse) vluchtelingen. Na de Kristallnacht van november 1938 werd de toelating iets verruimd.
-
-Minister Welter van Koloniën wees in november 1938 een verzoek om grotere autonomie van Nederlands-Indië af. Dat verzoek was in 1936 gedaan door de Volksraad (een uit inlanders en Indische Nederlanders bestaand adviesorgaan), die de regering verzocht een conferentie bijeen te roepen om over geleidelijke zelfstandigheid te praten.
-
-Door de minister van Defensie, Van Dijk, werden enkele maatregelen genomen om de defensie te versterken. De dienstplicht werd verlengd.
-
-De positie van minister Goseling van Justitie kwam begin 1939 ter discussie te staan vanwege de affaire-Oss9. De minister werd ervan beschuldigd een onderzoek van de marechaussee in Oss naar een zedenmisdrijf waarbij katholieke geestelijken zijn betrokken te hebben tegengewerkt. Een Kamercommissie velde een hard oordeel over het besluit van de minister, hoewel de goede trouw van de minister niet ter discussie stond. Dat oordeel werd gedeeld door de meerderheid van de Tweede Kamer. Op het moment dat dit oordeel werd uitgesproken, was het kabinet echter al gevallen.
Meer over
- 1.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 2.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 3.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 4.De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), opgericht in 1931, was een autoritaire, antiparlementaire, extreemrechtse partij die streefde naar een nationaal-socialistisch bewind. Verder vond zij dat er een Groot-Nederlands rijk moest komen, waartoe ook Vlaanderen zou behoren, voor een Nederlandse volksgemeenschap. Onder Duitse invloed kreeg de partij een antisemitisch (anti-joods) karakter.
- 5.Het vijfde kabinet-Colijn werd buiten partijen om gevormd door Colijn, die volgens eigen zeggen de hem gegeven formatieopdracht had aanvaard als ware het een koninklijk bevel. De ministers kwamen uit ARP en CHU of waren partijloze liberalen. Het kabinet telde meer liberalen (vooral oud-Indische bestuurders) dan er in de Tweede Kamer zaten. Het werd echter direct bij zijn eerste optreden naar huis gestuurd.
- 6.De Tweede Kamerverkiezngen van 1937 waren op 26 mei. Het waren reguliere verkiezingen. De winnaar was de RKSP, maar de grootste stijger was de ARP van Colijn. Dat de NSB van Mussert als nieuwkomer vier zetels haalde, lijkt een groot succes. De teruggang ten opzichte van de Statenverkiezingen van 1935 was echter zodanig, dat het voor de nationaal-socialisten in feite zeer teleurstellend was. Na de verkiezingen werd het kabinet-Colijn IV gevormd.
- 7.Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
- 8.Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
- 9.In 1938-1939 speelde een affaire rond justitieel onderzoek naar criminaliteit in Oss, waarbij onder meer priesters waren betrokken. De katholieke minister van Justitie leek zijn boekje te buiten te zijn gegaan toen hij de speciale brigade de opsporingsbevoegdheid ontnam. De Tweede Kamer besloot een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken.