Kabinet-Heemskerk (1908-1913)
Dit christelijke coalitiekabinet was tot 1909 een minderheidskabinet, dat werd gevormd na de val van het liberale minderheidskabinet-De Meester1. Na de verkiezingen van 1909 kon het kabinet wel op een Kamermeerderheid rekenen. Centraal stonden de pogingen om sociale wetgeving tot stand te brengen en de versterking van de defensie.
Minister Talma kwam met een omvangrijk pakket aan sociale wetgeving. In 1911 bracht hij een wijziging van de Arbeidswet tot stand die vrouwen- en kinderarbeid beperkte. In 1913 bracht hij een Ziektewet (met Radenwet, waarbij de uitvoeringsinstanties werden ingesteld) tot stand, alsmede een Invaliditeits- en Ouderdomswet. De wetten werden echter nog niet ingevoerd. Minister Colijn herzag de legerorganisatie.
Het kabinet telde naast ministers van de Katholieken2 en de ARP3 enkele partijloze bewindslieden. Het trad op 12 februari 1908 aan en bood, na de verkiezingen, op 26 juni 1913 zijn ontslag aan. Op 29 augustus van dat jaar volgde het kabinet-Cort van der Linden4 het kabinet-Heemskerk op.
Contents
Nadat het kabinet-De Meester op 24 december 1907 zijn ontslag had aangeboden, duurde het tot 15 januari 1908 voordat Th. Heemskerk positief antwoordde op het verzoek om een kabinet te vormen. In de periode daartussen waren de leiders van RK en ARP en CH-voorman De Savornin Lohman5 bezig geweest om Abraham Kuyper6 te laten instemmen met die formatiepoging. Steun van Kuyper, geen Kamerlid meer, maar wel politiek leider van de ARP, was nodig om een kabinet van RK en ARP mogelijk te maken.
Kuyper was lange tijd tegen de komst van een kabinet-Heemskerk. Hij wilde onderzocht zien of toch de liberalen niet een kabinet konden vormen, had een voorkeur voor een (zakelijk) noodkabinet en vond dat na de verkiezingen van 1909 het kabinet gereconstrueerd diende te worden (hij wilde dan zelf weer minister worden). Uiteindelijk slikte hij al die eisen in.
Heemskerk had als formateur daarna vooral moeite om enkele posten te bezetten, omdat onder anderen Loeff7 (RK, Justitie) en Ellis8 (partijloos, Marine) weigerden en grote druk (ook van de koningin) nodig was om Nelissen, Idenburg en Sabron over te halen om minister te worden.
datum |
wat |
wie |
tot en met |
dagen |
---|---|---|---|---|
16 januari 1908 |
benoeming formateur |
11 februari 1908 |
27 |
|
12 februari 1908 |
beëdiging (nieuwe) ministers |
25 juni 19013 |
1960 |
|
26 juni 1913 |
kabinet demissionair |
28 augustus 1913 |
64 |
|
29 augustus 1913 |
ontslag verleend |
koningin Wilhelmina |
minister: Jhr.Mr.dr. R. de Marees van Swinderen (Partijloos)
Justitie
minister: Mr. A.P.L. Nelissen (AB van R.K.-kiesvereenigingen) (12 februari 1908 - 11 mei 1910)
minister a.i.: Mr. Th. Heemskerk (ARP) (11 mei 1910 - 7 juni 1910)
minister: Mr. E.R.H. Regout (AB van R.K.-kiesvereenigingen) (7 juni 1910 - 18 januari 1913)
minister a.i.: Mr. Th. Heemskerk (ARP) (18 januari 1913 - 29 augustus 1913)
Binnenlandse Zaken
minister: Mr. Th. Heemskerk (ARP)
Financiën
minister: Mr. M.J.C.M. Kolkman (AB van R.K.-kiesvereenigingen)
Oorlog
minister: F.H.A. Sabron (Partijloos) (12 februari 1908 - 27 juli 1909)
minister: W. Cool (Partijloos) (27 juli 1909 - 4 januari 1911)
minister: H. Colijn (ARP) (4 januari 1911 - 29 augustus 1913)
Marine
minister: J. Wentholt (Liberaal, maar partijloos) (12 februari 1908 - 14 mei 1912)
minister a.i.: H. Colijn (ARP) (14 mei 1912 - 29 augustus 1913)
Waterstaat
minister: Mr. J.G.S. Bevers (AB van R.K.-kiesvereenigingen) (12 februari 1908 - 5 januari 1909)
minister a.i.: A.S. Talma (ARP) (7 januari 1909 - 21 januari 1909)
minister: Mr. L.H.W. Regout (AB van R.K.-kiesvereenigingen) (21 januari 1909 - 29 augustus 1913)
Landbouw, Nijverheid en Handel
minister: A.S. Talma (ARP)
Koloniën
minister a.i.: Mr. Th. Heemskerk (ARP) (12 februari 1908 - 18 mei 1908)
minister: A.W.F. Idenburg (ARP) (18 mei 1908 - 16 augustus 1909)
minister: J.H. de Waal Malefijt (ARP) (16 augustus 1909 - 29 augustus 1913)
In juli 1909 neemt minister Sabron van Oorlog ontslag vanwege zijn gezondheid. Zijn opvolger is generaal-majoor Cool, de inspecteur van het militair onderwijs.
Minister van Koloniën Idenburg wordt in augustus 1909 benoemd tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië11. Hij wordt opgevolgd door het Tweede Kamerlid De Waal Malefijt.
In 1910 trad minister Nelissen vanwege zijn gezondheid af. Het katholieke Tweede Kamerlid Robert Regout volgde hem op.
De Tweede Kamer bracht in december 1910 minister Cool ten val vanwege zijn voorstellen met betrekking tot de pensionering van officieren.
Het afstemmen van een nieuw pantserschip door de Tweede Kamer was in 1912 voor minister Wentholt reden om af te treden.
positie Abraham Kuyper
Abraham Kuyper6 is weinig te spreken over de formatie van het kabinet in 1908 en zijn relatie met minister-president Heemskerk is slecht. De machtige ARP-leider keert in november 1908 terug als Tweede Kamerlid. In 1909 speelt echter de 'lintjeskwestie'12 waardoor Kuyper in opspraak komt. Zijn positie als partijleider blijft weliswaar onaangetast, maar een terugkeer als minister (in 1909) wordt er door verhinderd. Door doofheid is hij bovendien in 1912 genoodzaakt zich uit de Kamer terug te trekken.
De slechte verhouding tussen Abraham Kuyper en de ARP-ministers in het kabinet levert enkele keren spanningen op. In 1911 doet Kuyper een felle aanval op minister De Waal Malefijt van Koloniën, omdat die te weinig zou doen voor het christelijk onderwijs in Nederlands-Indië.
Overige bijzonderheden
Op de derde dinsdagen van september van 1911 en 1912 werden in Den Haag door de socialisten massabetogingen gehouden voor algemeen kiesrecht.
Een wetsvoorstel om de arbeidstijden in het bakkersbedrijf te reguleren, wordt in de Tweede Kamer op 5 juni 1912 met 49 tegen 42 stemmen verworpen door tegenstand van een deel van de coalitiepartijen. Tegen stemmen behalve de liberalen (uitgezonderd De Klerk13) en vrijzinnig-democraten, enkele antirevolutionairen en katholieken en vrijwel alle christelijk-historischen.
Het kabinet stelde een Grondwetscommissie in, die onder meer voorstellen moest doen voor uitbreiding van het kiesrecht. Tot herziening van de Grondwet kwam het echter niet.
Een wetsvoorstel van minister Kolkman om de invoerrechten te verhogen, kwam in 1913 niet meer in behandeling.
De belangrijkste wetten van het kabinet waren:
-
-Wet tot invoering van de wettelijk tijd (1908)
Door een wettelijke regeling werd een einde gemaakt aan het hanteren van per regio verschillende tijden. Als wettelijk tijd werd gekozen de Amsterdamse Tijd, die 25 minuten afweek van de Midden-Europese Tijd.
-
-Beperking kinder- en vrouwenarbeid (1911)
Door wijziging van de Arbeidswet 1889 werd vrouwen- en kinderarbeid verder beperkt. De arbeidsduur voor vrouwen en jeugdigen werd maximaal 10 uur per dag (en maximaal 58 uren per week). Nachtarbeid door vrouwen werd verboden, evenals arbeid door gehuwde vrouwen op zaterdag na 13:00 uur.
-
-Zedelijkswetgeving (1911)
Er werden bepalingen in het Wetboek van Strafrecht opgenomen over abortus provocatus, pornografie, homosexualiteit, voorbehoedsmiddelen, verleiding van minderjarigen en gokken.
-
-Ziekte- en Radenwet en de Invaliditeits- en Ouderdomswet (1913)
Deze wetten riepen voor arbeiders in loondienst verzekeringen in het leven tegen ziekte, ongevallen op het werk en ouderdom (70 jaar en ouder). Met de uitvoering werden Raden van Arbeid belast. De wetten werden pas na enkele jaren ingevoerd (de Ziektewet pas in 1930).
-
-Legerwetten (1913)
Dit waren een wijziging van de Militiewet en de nieuwe Landstorm- en Landweerwet. Deze wetten zorgden voor een legerhervorming: de jaarlijkse lichting werd 23.000 man, dienstplichtigen dienden vijf jaar bij de militie en zes jaar bij de landweer. Niet militie- of landweerplichtigen maakten tot hun veertigste deel uit van de Landstorm, die alleen in buitengewone omstandigheden werd opgeroepen.
Meer over
- 1.Dit door Goeman Borgesius geformeerde liberale minderheidskabinet werd geleid door de Unie-liberaal De Meester. Hij was een vroegere vicepresident van de Raad voor Nederlandsch-Indiė; na de Gouverneur-Generaal de hoogste gezagsdrager in Indiė. Het kabinet bestond uit Unie-liberale en vrijzinnig-democratische ministers, alsmede twee partijlozen en beschikte in geen van beide Kamers over een meerderheid.
- 2.Pas aan het einde van de 19e eeuw ontstond er een politieke organisatie van katholieken. Toch traden zij al vanaf omstreeks 1870 als groepering in het parlement op. Het zou tot 1883 duren, voordat er 'Proeve van een program van een katholieke partij' kwam en pas in 1897 kwam er een verbond van R.K. kiesverenigingen. Initiatiefnemer voor de katholieke partijvorming was de priester-staatsman Herman Schaepman.
- 3.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 4.Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
- 5.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 6.'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
- 7.Tamelijk conservatief, maar wel pragmatische katholieke politicus. Advocaat in Den Bosch en vanaf 1896 Tweede Kamerlid voor het district Den Bosch. Als minister van Justitie in het kabinet-Kuyper werd hij als kundig en evenwichtig getypeerd en stond hij goed aangeschreven. Bracht onder andere de Beroepswet (een regeling van het administratief recht) tot stand. Hij was in 1903 tegenstander van strafbaarstelling van ambtenarenstakingen, maar verdedigde loyaal het door de ministerraad genomen besluit. Keerde in 1905 terug in de Kamer en was enige tijd fractievoorzitter. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
- 8.Marineofficier die onder meer commandant van de zeemacht in Indië was en commandant van de stelling van Den Helder. Groeide op in Suriname als zoon van een welgestelde hoofdambtenaar en een vrijgekochte Surinaamse slavin. Was als zeeofficier ook lange tijd actief in de Oost. In het kabinet-Kuyper minister van Marine. Typische a-politieke marineman, die gold als 'socialistenvreter'.
- 9.Antirevolutionair die bijna vijfenveertig jaar actief was als politicus. Zoon van de conservatieve staatsman J. Heemskerk Azn. en afkomstig uit een Amsterdams remonstrants koopmansgezin. Werd later gereformeerd. Kwam in 1888 in de Tweede Kamer en was tevens zeven jaar wethouder van Amsterdam. Weigerde in 1901 minister te worden onder Kuyper en werd in 1908 tegen diens zin kabinetsleider, hetgeen leidde tot een conflict. Na zijn premierschap staatsraad en in de periode 1918-1925 minister van Justitie die belangrijke wetgeving tot stand bracht. In 1929 verving Colijn hem nogal onverhoeds als fractievoorzitter. Hij bleef toen wel Kamerlid. Had de naam zaken soms wat te gemakkelijk op te nemen, maar wist zich door zijn intellect en spreekvaardigheid steeds staande te houden in debatten. Zijn luchtige wijze van optreden bezorgde zijn regeerperiode het predikaat 'jolig Christendom'.
- 10.Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
- 11.De Gouverneur-Generaal (ook wel landvoogd of 'onderkoning') was de hoogste Nederlandse gezagsdrager in Nederlands-Indië. Hij oefende het bestuur uit over deze kolonie (later overzees gebiedsdeel) als vertegenwoordiger van de Koning, die formeel het oppergzag had.
- 12.De grote verkiezingswinst voor de christelijke coalitie van 1909 bracht niet - zoals verwacht was - de oude Kuyper terug aan het bewind. Tijdens de verkiezingscampagne beschuldigde een advocaat uit Heemstede, mr. Tideman, hem van gunstbetoon of corruptie.
- 13.Liberaal Tweede Kamerlid uit Rotterdam. Selfmade man. Was als smid één van de eerste (geschoolde) arbeiders in de Tweede Kamer. Maakte ook lange tijd deel uit van de Rotterdamse gemeenteraad en van het bestuur van het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond. Behoorde tot de sociale vleugel van de Liberale Unie, maar trad in 1901 niet toe tot de vrijzinnig-democraten. Stond bekend als een voortreffelijk volksredenaar.