Christelijk-Historische Unie (CHU)
De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij1 en de Friese Bond van christelijk-historischen2. In 1980 fuseerde de CHU met ARP3 en KVP4 tot het CDA5.
Tussen 1908 en 1980 behoorde de CHU in Eerste6 en Tweede Kamer7 tot de middelgrote partijen (circa 9% van de zetels). De CHU nam diverse malen deel aan kabinetten, vooral in samenwerking met ARP en RKSP8 (later KVP). Ondanks haar bescheiden omvang werden tussen 1918 en 1940 door CHU'ers vaak belangrijke posten bekleed, zoals vicepresident van de Raad van State9, Gouverneur-Generaal10 van Nederlands-Indië, minister-president11 en voorzitter van de Eerste Kamer.
Vooraanstaande CHU'ers waren De Savornin Lohman12, De Visser13, De Geer14, Tilanus sr.15, Beernink16, freule Wttewaall van Stoetwegen17 en Tilanus jr18.
Contents
De CHU baseerde zich op bijbelse grondslagen in protestantse zin, waarbij de overheid19 als dienares van God wordt beschouwd. Niet alleen de bijbel, maar ook de historische ontwikkeling van de staat moest een rol spelen bij het bestuur. De CHU hechtte daarom zeer aan de band met het Huis van Oranje en gold als één van de meest koningsgezinde partijen.
De CHU kan worden beschouwd als een tamelijk los politiek verband van de wat deftiger Hervormde Nederlanders, die voorstander waren van een krachtig gezag. Daarnaast had zij aanhang onder Hervormde arbeiders, boeren, ambtenaren en middenstanders. Er waren goede banden van de CHU met onder meer CNV, de Christelijke Boeren- en Tuindersbond en de NCRV. Een deel van de aanhang was - vooral voor 1940 - uitgesproken anti-Rooms.
De Bijbelse grondslag kwam onder andere tot uiting in een roep om een krachtig gezag, en in zaken als handhaving van de openbare zedelijkheid en de zondagsrust, en afwijzing van echtscheiding. Daarnaast was de CHU pleitbezorger van steun aan het bijzonder onderwijs.
Op economisch gebied was de CHU voorstander van een terughoudende rol van de overheid en van een zuinig financieel beleid. De partij kende overigens een sociale vleugel, die voorstander was voor goed overleg tussen werkgevers en werknemers, en die van harte meewerkte aan de totstandkoming van sociale wetgeving.
Naast een los partijverband (er was alleen sprake van een unie van plaatselijke kiesverenigingen) kende de CHU ook geen fractiedwang20. Niet de majoriteit (meerderheid), maar de kracht van een argument (autoriteit) diende de doorslag te geven.
De Christelijk-Historische Unie was van 1946 tot 1980 in de Tweede Kamer21 vertegenwoordigd. Tussen 1908 en 1980 behoorde de CHU tot de middelgrote partijen (circa 9% van de zetels).
De CHU ontstond in 1908 door fusie van de landelijke Christelijk-Historische Partij (die in 1903 was ontstaan) en de Friese CH-partij. Vooral die Friese partij had een anti-Rooms karakter. Aanvankelijk had de CHU in de beide Kamers veel adellijke volksvertegenwoordigers.
Samen met RKSP en ARP vormde de CHU de zogenaamde 'coalitie'. De coalitiepartijen richtten zich vooral op financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs met het openbaar onderwijs. Nadat dit in 1917 was gerealiseerd, bleef de coalitie echter bestaan. Tegenstellingen ten aanzien van de diplomatieke vertegenwoordiging bij de paus, de subsidiëring van het hoger onderwijs en de defensie leidden ertoe dat de samenwerking in de coalitie diverse malen onder druk kwam te staan.
In 1939 leidde de CHU'er D.J. de Geer een kabinet waarin voor het eerst ook sociaaldemocraten zaten. De ARP bleef buiten dat kabinet. Ook na de Tweede Wereldoorlog zat de CHU met sociaaldemocraten (en de KVP) in het kabinet, terwijl de ARP tot 1952 buiten het kabinet bleef.
Na 1945 worstelde de CHU meer nog dan andere partijen met de Indonesische kwestie. Ondanks regeringsdeelname stemde de Tweede Kamerfractie in 1949 verdeeld over de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië. De Eerste Kamerfractie wees deze zelfs unaniem af. Verdeeld stemmen kwam bij de CHU overigens regelmatig voor, wat mede samenhing met het losse partijverband.
Net als de ARP had de CHU een eigen dagblad: 'De Nederlander'.
Tot 1940 had de CHU niet te maken met afsplitsingen. Wel kreeg zij in 1924 via de orthodox-Hervormde HGSP22 een concurrent ter rechterzijde.
Na 1945 streefden sommige CHU'ers naar een fusie met de ARP. Enkele leden scheidden zich af en vormden de Protestantse Unie, die echter geen succes werd. Een aantal vooraanstaande leden, zoals Lieftinck, Van Walsum en Van Rhijn, stapte in 1946 over naar de PvdA.
Midden jaren zestig werd vanwege de teruglopende aanhang van de drie christelijke partijen gestreefd naar samenwerking van ARP, CHU en KVP. Via een federatieverband ontstond daaruit in 1980 het CDA.
Onvrede over de behoudende koers van de partij leidde midden jaren zeventig tot het vertrek van enkele leden, onder wie het Tweede Kamerlid J. Huijsen23.
De CHU was tussen 1918 en 1945 in alle kabinetten vertegenwoordigd. In 1926-1929 en 1939-1940 leverde de CHU de minister-president. Na de oorlog nam de CHU alleen in de jaren 1946-1948, 1965-1966 (kabinet-Cals24) en 1973-1977 (kabinet-Den Uyl25) geen deel aan de regering. Dat de CHU in 1973 buiten het kabinet-Den Uyl bleef, was opmerkelijk omdat zij toen met ARP en KVP een gezamenlijk verkiezingsprogramma had.
De belangrijkste leidende persoon van de CHU was lange tijd jhr. A.F. de Savornin Lohman12, rechter uit een Gronings geslacht. Hij werd leider van de Kamerclub die zich in 1894 afsplitste vanwege de door Kuyper voorgestane koers van de ARP (met name op het gebied van het kiesrecht en de strakke partijorganisatie). Lohman bleef tot op hoge leeftijd fractievoorzitter.
Als zijn opvolger kon J.Th. de Visser13 worden beschouwd, een sociaalvoelende predikant, die aanvankelijk een kleine christelijk-historische partij leidde. In de kabinetten-Ruijs de Beerenbrouck was hij minister van Onderwijs en daarna werd hij partijleider en fractievoorzitter.
Naast De Visser was ook jhr. De Geer in het interbellum een leidende figuur van de CHU. Hij was afwisselend minister, minister-president en fractievoorzitter. Toen hij in 1939 opnieuw premier werd, nam H.W. Tilanus15 de leiding van de fractie over. Hij behield het fractievoorzitterschap tot en met 1963 en was tevens lange tijd partijvoorzitter.
Directe opvolger van Tilanus was H.K.J. Beernink16. In 1963 werd hij fractievoorzitter en in 1967 minister. In de jaren zeventig werd de CHU geleid door A.D.W. Tilanus18 (jr.) en R.J.H. Kruisinga26.
Freule Wttewaall van Stoetwegen17 was ruim 25 jaar Tweede Kamerlid. Zij werd door haar eigen, onconventionele stijl een zeer bekende politica. De freule was zeer Oranjegezind (ze was huisvriendin van de koninklijke familie), maar stond daarnaast goed aangeschreven bij de PvdA. Op sommige gebieden (zoals ten aanzien van de rechten van de vrouw) behoorde zij tot de linkervleugel van haar partij.
Henk Kikkert27 was een Drentse landarbeider en vakbondsbestuurder, die eveneens 25 jaar Kamerlid was. Hij deed zich vooral op defensiegebied gelden.
De dichter F.C. Gerretson28 (Geerten Gossaert) was in de periode rond 1950 de voornaamste woordvoerder van de rechtervleugel in de CHU. Hij ageerde vooral tegen het dekolonisatiebeleid en tegen de lijn die de Tweede Kamerfractie onder leiding van Tilanus daarbij volgde.
De CHU had aanhang onder brede lagen van de (vooral Nederlands Hervormde) bevolking. Zowel ambtenaren, notabelen, advocaten, als arbeiders, middenstanders en boeren behoorden tot haar aanhang. In de eerste jaren van haar bestaan overheerste adellijke personen de partij.
Relatief sterk was de CHU in de provincies Friesland, Utrecht en Zeeland. Slechts weinig aanhang had de CHU in Noord-Brabant en vrijwel geen in Limburg, terwijl het aantal kiezers in Rotterdam en Amsterdam relatief laag was.
Ten gevolge van de ontzuiling verloor de CHU aanhang aan onder andere DS'70, VVD en - in mindere mate - de PvdA.
Opgericht: |
9 juli 1908 (fusie) |
---|---|
Oprichter: |
Jhr.Mr. A.F. de Savornin Lohman e.a. |
Opgeheven: |
13 september 1980 (gefuseerd tot CDA) |
Secretariaat: |
was gevestigd Wassenaarseweg 7 te Den Haag |
Leden: |
hoogste aantal 50.000 (1947, 1962-1965); 26.000 in 1979 |
Contributie: |
werd overgelaten aan de afdelingen, die per lid een bedrag aan de partij afstonden |
Partijblad: |
gelieerd weekblad 'C.H. Nederlander' |
Jongerenorganisatie: |
|
Wetenschappelijk instituut: |
De Savornin Lohman-Stichting |
Logo/beeldmerk: |
geen |
Bekendste slogan(s): |
'Dient heel het volk' (1963) |
Bijzonderheid: zelf gebruikte de partij als afkorting C.-H.U.
Meer over
Kijk voor meer informatie over het CHU op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
- 1.De CHP was een christelijke partij die in april 1903 ontstond door een fusie van de Vrij-Antirevolutionaire Partij en de Christelijk-Historische Kiezersbond. De partij legde nadruk op het protestantse karakter van Nederland en op de noodzaak van het behoud daarvan.
- 2.De Bond van Kiesvereenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland (kortweg: Friese Bond) werd op 24 maart 1898 in Leeuwarden opgericht. De christelijke partij (bond) legde sterke nadruk op het protestantse karakter van de natie en wees een 'neutrale' staat af.
- 3.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 4.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 5.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 6.De Christelijk-Historische Unie was van 1908 tot 20 september 1977 in de Eerste Kamer vertegenwoordigd en had daarin sinds 1923 een fractie.
- 7.De Christelijk-Historische Unie (CHU) was een protestants-christelijke fractie. De fractie was van 1 juli 1908 tot 8 juni 1977 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Zij kwam voort uit de fractie van de Christelijk-Historische partij, die op haar beurt de voorzetting was van de sinds 1896 bestaande fractie van de vrij-antirevolutionairen.
- 8.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 9.De Raad van State is een van de Hoge Colleges van Staat en heeft als voornaamste taak de regering en het parlement te adviseren over wetgeving en bestuur. Daarnaast is deze instantie de hoogste algemene bestuursrechter.
- 10.De Gouverneur-Generaal (ook wel landvoogd of 'onderkoning') was de hoogste Nederlandse gezagsdrager in Nederlands-Indië. Hij oefende het bestuur uit over deze kolonie (later overzees gebiedsdeel) als vertegenwoordiger van de Koning, die formeel het oppergzag had.
- 11.De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
- 12.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 13.Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
- 14.Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
- 15.Voorman van de CHU in het midden van de twintigste eeuw. Bijna eenenveertig jaar Tweede Kamerlid en later tevens fractievoorzitter en partijvoorzitter. Was oorspronkelijk officier. Werd een gezaghebbend Kamerlid met name op defensie- en onderwijsgebied en was jarenlang secretaris van de Onderwijsraad. Gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Leidde zijn partij door de crisis over de Indische politiek, waarbij hij met veel interne oppositie te maken had. Exponent van de gematigde, gouvernementele CHU, wars van scherpslijperij. Trad als partijleider zelfstandig op, maar gaf fractieleden wel de ruimte om een minderheidsstandpunt in te nemen. Tamelijk pragmatisch ingesteld, geen theoreticus. Kwam altijd per fiets naar het Binnenhof.
- 16.CHU-voorman na het vertrek van Tilanus in 1963. Combineerde lange tijd het Tweede Kamerlidmaatschap met de functie van gemeentesecretaris van Rijswijk (Z.H.). Zag in 1967 zijn loopbaan bekroond met het ministerschap van Binnenlandse Zaken in het kabinet-De Jong. Was kort na zijn aantreden als minister verantwoordelijk voor de vervanging van burgemeester Van Hall van Amsterdam. Liet veel werkzaamheden over aan zijn staatssecretaris en partijgenoot Van Veen. Stond bekend als conservatief 'law and order'-politicus en als schaker en sigarenroker. Maakte op het eerste gezicht een wat stugge, gesloten indruk. Betrouwbare, hardwerkende en relativerende politicus met zakelijke nuchterheid, die zijn achterban goed kende.
- 17.'De freule'. Kleine, praatgrage, vrijgezelle adellijke dame die door haar onconventionele optreden zowel binnen als buiten de Tweede Kamer, waarvan zij zesentwintig jaar deel uitmaakte, grote populariteit verwierf. Werd daardoor tevens één van de bekendste Tweede Kamerleden. Was justitie- en mediawoordvoerster van de CHU-fractie met belangstelling voor het gevangeniswezen en het familierecht. Kwam zowel op voor de rechten van de vrouw als van het Oranjehuis, waarmee ze zeer nauwe relaties onderhield. Maakte negen jaar deel uit van de enquêtecommissie regeringsbeleid 1940-1945. Vooruitstrevend op sociaal gebied, maar overigens behoudend. Bijnamen: 'de rode freule' en 'de oranje freule'.
- 18.De 'jonge' Tilanus. Net als zijn vader partijvoorzitter en fractievoorzitter van de CHU. Aanvankelijk huisarts en daarna officier van gezondheid. Later actief in het maatschappelijk werk in Gelderland. Rustige en gematigde politicus met oog voor sociale noden. Voorstander van de christendemocratische samenwerking. Werd in 1973 als politiek leider opgevolgd door de strijdbaarder oud-staatssecretaris Kruisinga, nadat de CHU buiten het kabinet-Den Uyl was gebleven. Bleef wel tot 1977 'gewoon' Kamerlid. Speelde een belangrijke rol bij de plannen voor nieuwbouw van de Tweede Kamer.
- 19.Overheid is een verzamelnaam voor alle instituties die een uitvoerende taak hebben in het bestuur. De volksvertegenwoordiging wordt dus niet tot 'de overheid' gerekend. We onderscheiden de rijks-, provinciale en gemeentelijke overheid.
- 20.Politieke partijen willen graag zo eensgezind mogelijk overkomen. Dat geldt nog sterker voor fracties in vertegenwoordigende lichamen, zoals Tweede en Eerste Kamer, Provinciale Staten en gemeenteraden. Het ontbreken van eensgezindheid kan het duidelijkst naar buiten komen bij stemmingen. Daarom proberen fracties dat te voorkomen. Dit noemen we fractiediscipline.
- 21.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 22.De HGSP was een orthodox-protestantse, anti-Roomse partij, die streefde naar een protestants Nederland dat geregeerd moest worden volgens bijbelse normen. De partij werd opgericht in 1921 en hield in 1945 op te bestaan.
- 23.CHU-politicus die later overstapte naar de PvdA. Behoorde begin jaren zeventig tot één van de weinige jongeren in de CHU-Tweede Kamerfractie. Verliet in 1973 echter die partij, omdat hij vond dat de CHU net als KVP en ARP steun had moeten geven aan het kabinet-Den Uyl. Kwam in 1976 tussentijds in de Kamer en nam als onafhankelijke zijn zetel in. Werd in 1977 lid van de PvdA. Na zijn Kamerlidmaatschap werkzaam in het onderwijs. Vruchtbaar publicist, met name over het koningshuis; een onderwerp waarop hij als 73-jarige promoveerde. Was de eerste politicus (ook internationaal) die openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkwam.
- 24.Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
- 25.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 26.Van huis uit doopsgezinde arts en christendemocratisch politicus wiens niet onopgemerkt gebleven politieke leven werd omlijst door een minder spraakmakende, maar glanzende ambtelijke loopbaan op het gebied van de volksgezondheid. Werd staatssecretaris op dat terrein in het kabinet-De Jong en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel. Als fractievooorzitter van de CHU speelde hij tijdens het kabinet-Den Uyl behendig op twee borden: oppositie voeren en tevens de eenheid bevorderen met regeringspartijen ARP en KVP in aanloop naar het CDA. Werd verrassend minister van Defensie in het kabinet-Van Agt I. Verzette zich als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. Riep in eigen kring soms weerstand op door een flinke mate van ijdelheid.
- 27.Bekend CHU-Tweede Kamerlid (vijfentwintig jaar lang) uit een Drents landarbeidersgezin. Was actief in de Christelijke bond van landarbeiders en een moedig verzetsman, die onderdak bood aan Joodse onderduikers. Behoorde tot de sociale vleugel van de CHU en steunde in 1949 als enige van zijn fractie de wet die de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in het leven riep. Maakte in 1949 tevens deel uit van de minderheid van de CHU-fractie die vóór de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië stemde. Werd eind jaren zestig bekend door twee plannen op defensiegebied; over het beroepsleger en een oefenterrein in Groningen. Hield zich behalve met defensie en sociale zaken ook bezig met landbouw en maatschappelijk werk.
- 28.CHU-senator op de rechtervleugel. Kreeg bekendheid onder zijn dichtersnaam 'Geerten Gossaert'. Enige tijd aanhanger van het fascisme. Had een ingebakken achterdocht. Secretaris van de BPM, een onderdeel van het Shell-concern, en hoogleraar in Utrecht op de door dat concern betaalde leerstoel. Exponent van de Utrechtse conservatief-koloniale stroming in de CHU. Bestreed zowel de Indië-politiek van de naoorlogse kabinetten als de steun die Tilanus daaraan gaf. Keerde zich ook het door zijn partijgenoot minister Kernkamp tot stand gebrachte Statuut van het Koninkrijk. Op latere leeftijd sterk gehinderd door doofheid. Vanwege zijn scherpe redevoeringen zelfs in eigen politieke kring niet zo populair, maar wel bewonderd om zijn fraaie betogen.
- 29.Sinds 1927 kende de CHU een landelijke jongerenorganisatie, die vanaf 1965 Christelijk-Historische Jongeren Organisatie (CHJO) heette. De toon richting de moederpartij werd toen kritischer en de focus van de jongeren kwam te liggen bij christendemocratische eenwording, het liefst gepaard met een progressief programma. Na verschillende fusiepogingen en een dalend ledenaantal, ging het CHJO in 1981 met de KVP-jongeren en de ARJOS op in het CDJA.
- 30.Bekende CHU-voorzitters waren Henk Beernink en vader (Hendrik) en zoon (Arnold) Tilanus. Jhr.mr. D.J. de Geer, die als minister-president een dubieuze rol speelde in de Tweede Wereldoorlog, was van 1933-1939 voorzitter van de CHU. De eerste CHU-voorzitter was dr. J.Th. de Visser. Luck van Leeuwen was als laatste CHU-voorzitter nauw betrokken bij de uiteindelijke totstandkoming van het CDA.
- 31.In juli 2008 was het honderd jaar geleden dat de Christelijk-Historische Unie ontstond. Dit feit was reden voor het verschijnen van een herdenkingsboek over de geschiedenis van de Unie. De partij ging in 1980 op in het CDA.
- 32.Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.