Dierrechten noodzakelijk om grenzen te stellen aan groei van de veestapel - Main contents
De sector moet uitgedaagd worden tot werkelijke innovatie door middel van vergaande regelgeving. Dit moet leiden tot een veel duurzamere omgang met dieren, milieu en natuur in Nederland, want de leefbaarheid staat enorm onder druk, de volksgezondheid is in het geding en de schade aan natuur en milieu is groot. Invoering van de mestverwerkingsplicht levert milieutechnisch gezien weinig op.
Voorzitter. Mijn inbreng voor dit debat moest met stoom en kokend water tot stand komen. Dit debat verwachtte ik namelijk nog niet vanavond, maar uiteraard ben ik zeer bereid om dat te voeren met de staatssecretaris. Overigens sluit ik mij graag aan bij de vraag van collega Schrijver om nog eens uit te leggen waarom het cruciaal is dat dit wetsvoorstel voor 1 januari behandeld is.
Wij spreken over de invoering van de mestverwerkingsplicht. Dat instrument komt in de plaats van een stelsel van varkens- en pluimveerechten. De staatssecretaris zelf schrijft in haar beantwoording aan de Kamer: "Tezamen met de Europese melkquotering zorgt dit stelsel voor een plafond aan het aantal dieren. Hiermee wordt voorkomen dat het mestoverschot te zwaar drukt op de nationale mestmarkt." In de Meststoffenwet is de expiratiedatum voor het stelsel van varkens- en pluimveerechten op 1 januari 2015 gezet. Dat moet nog wel bij Koninklijk Besluit worden bevestigd. De melkquota vervallen per 1 april 2015. Daar is in Europa al eerder over besloten. De staatssecretaris schrijft dat verplichte mestverwerking als instrument op zichzelf voldoende effectief moet zijn om de druk op de Nederlandse mestmarkt zodanig te verlichten dat dit positief bijdraagt aan de realisatie van de doelen van de Nitraatrichtlijn. Ook geeft zij aan dat niemand erbij gebaat is als er onvoldoende capaciteit is om het bestaande mestoverschot verantwoord te verwerken en als gelijktijdig het aantal dieren en daarmee het mestoverschot toenemen. Zo formuleert zij dat in de antwoorden aan de Kamer.
Van deze beantwoording worden wij zeer ongerust, want aan de ene kant zegt de staatssecretaris dat het allemaal op orde moet en gaat komen. Aan de andere kant zegt zij zelf al: stel dat het niet goed komt en tegelijkertijd het aantal dieren toeneemt. In feite geeft zij dus aan dat de kans groot is dat het aantal dieren toeneemt na de afschaffing van de dierrechten. Daar zit een grote zorg van ons. De veehouderij veroorzaakt immers al zeer veel milieuproblemen in dit land, niet op één front maar op alle fronten.
Laten wij nog eens goed bekijken wat er allemaal aan de hand is. De bodem en het grond- en oppervlaktewater zijn vervuild. Door te veel ammoniak gaat onze natuur naar de knoppen. De veehouderij draagt flink bij aan de opwarming van het klimaat. Fijnstof is een groot probleem voor de volksgezondheid. Een deel daarvan komt van de intensieve veehouderij. Dan heb ik het niet eens gehad over de risico's voor de volksgezondheid: de Q-koorts en de antibioticaresistentie die ontstaat. Tenslotte zijn daar de landschapsvernieling en de grote verkeersdruk van zwaar landbouwverkeer op kleine wegen, juist in de concentratiegebieden, en de daarmee gepaard gaande verkeersonveiligheid.
Dit telt allemaal op voor de mensen die daar wonen, voor het milieu, de natuur en de dieren zelf. Het beeld is niet fraai: de leefbaarheid staat enorm onder druk, de volksgezondheid is in het geding en de schade aan natuur en milieu is groot. En wat doet dit kabinet? Het schaft de dierrechten af en stelt daarvoor een uiterst onzeker systeem in de plaats, namelijk de verplichte mestverwerking. Maar juist een sterkere nationale sturing is broodnodig om de problemen op te lossen die ik net formuleerde. Die sturing ontbreekt op heel veel fronten. Wij hebben daar een interessant overzicht van gekregen van de Stichting Natuur & Milieu. Zij schetst het beeld dat op dit moment in feite nationale sturing ontbreekt op het gebied van volksgezondheidsrisico's. Voor geurbeleid ontbreekt duidelijke nationale regelgeving. Er is onvoldoende sturing op het fijnstof-, fosfaat-, ammoniak- en CO2-beleid. Natuur & Milieu schetst dat het kabinet onvoldoende beleid voert op alle terreinen waar problemen zijn. Het ene punt waarvoor dan wel landelijk beleid is, namelijk de sturing op dierrechten, wordt afgeschaft.
Wij zien dus een groot aantal risico's. Allereerst, zal de veestapel niet in grote mate toenemen wanneer het kabinet hiertoe overgaat? Er is namelijk een enorm uitbreidingspotentieel in de intensieve veehouderij en de melkveehouderij. Die laatste is weliswaar niet direct betrokken bij het afschaffen van de dierrechten, maar heeft wel degelijk een enorm groeipotentieel en ook daar wordt mest geproduceerd.
De voordelen van schaalvergroting en concentratie blijken in de praktijk groot te zijn en hebben ook tot nu toe steeds de ontwikkelingen bepaald. Er is veel planologische ruimte in Nederland. In Noord-Brabant zijn er bouwblokken van nu gemiddeld 1 hectare. Die mogen straks uitbreiden, want de provincie vindt dat je 1,5 hectare mag bebouwen. Die bebouwing kan ook nog verdicht worden. Daardoor wordt het mogelijk dat de Brabantse veestapel meer dan gaat verdubbelen. Gemeenten hebben in het verleden grote bouwblokken opgenomen in hun bestemmingsplannen en kunnen die niet zomaar wegstrepen zonder schadevergoeding. Ze kunnen voorwaarden stellen aan de geurhinder, maar die is niet beperkend voor de productieomvang. 70% van de intensieve veehouderijbedrijven in Brabant heeft nog vergunbare geurruimte.
Juist in gebieden waar de schade en de overlast nu al groot zijn, dreigt het aantal dieren fors te gaan toenemen wanneer de rem van de dierrechten eraf gaat. Er is immers nog veel te veel ruimte binnen het bestaande vergunningstelsel. Sinds de reconstructiewet uit 2003 is de veestapel in de Peelregio bijvoorbeeld al met 22% toegenomen en het mestoverschot is opgelopen tot 70%. En dat juist in een gebied met zeer waardevolle en kwetsbare natuur.
Ook de melkveehouderij dreigt behoorlijk te gaan groeien en ook dat komt allemaal op die grote meststapel terecht. We hebben kortom al veel te veel mest in Nederland, met 100 miljoen kippen, 12 miljoen varkens en 4 miljoen runderen. Dat aantal dieren zal nog gaan toenemen. Nu kunnen we de mest al niet kwijt en de vraag is hoe dat straks wel gaat lukken.
Daarbij komt ook nog het probleem dat die mestmarktdruk zo groot is dat er al heel veel mest verdwijnt. Het systeem werkt in feite niet. Handhaving en controle zijn onvoldoende en dat is ook bijna niet te doen met zo'n enorm overschot. Tussen 2006 en 2010 is 45 miljoen kilo fosfaat uit varkensmest verdwenen, zo blijkt uit onderzoek van de Wageningen Universiteit. Dit is nooit opgehelderd. Er is nooit een boete uitgedeeld. Dit gebeurt gewoon. LTO-voorman Jaap Haanstra -- collega Koffeman memoreerde het net al -- zei in een interview dat in bepaalde delen van Nederland 40% van de mest zwart is. Dit zegt dus iemand uit LTO-kringen. Het is waarschijnlijk een slip of the tongue, maar ik neem aan dat dit de werkelijkheid is. Dus dit is wat er nu aan de hand is. Handhaving en toezicht zijn dus volstrekt onvoldoende. Gecombineerd met een grote overproductie, staat dat garant voor problemen.
De heer Schaap (VVD): Ik wil nog even terugkomen op die publicatie van LTO over de fraude en het verdwijnen van mest. Mevrouw Vos zegt dat dat aan slip of the tongue van Haanstra is. Is het niet een beetje al te denigrerend om, als de vertegenwoordigende organisatie van de boeren zelf het probleem duidelijk durft te analyseren en daarmee voor de dag te komen, dan te denken: ook dit zal wel weer niet deugen?
Mevrouw Vos (GroenLinks): Het is goed dat u mij de kans geeft om mijn woorden dan even te corrigeren. Ik begreep net van de heer Schrijver dat deze uitspraak van mijnheer Haanstra als weer gecorrigeerd was. Daaruit concludeerde ik dat de heer Haanstra erg open was geweest en dat in ieder geval anderen binnen LTO daar spijt van hebben. Ik neem de heer Haanstra echter graag zeer serieus. Ik vind het ook belangrijk -- het is goed dat u dat zegt -- dat iemand uit de kring zelf zegt: we hebben een probleem. Ik neem dat dan ook graag serieus. Tegelijkertijd zegt dat dat er dus echt een probleem is. Zijn de randvoorwaarden om de stap die de staatssecretaris wil zetten, dan wel aanwezig om dat succesvol te doen?
De heer Schaap (VVD): Ik waardeer het toch dat LTO zelf met dit water naar de dokter wil komen.
Mevrouw Vos (GroenLinks): Ik ben het zeer eens met de heer Schaap. Dus dank dat hij mij de kans geeft om in ieder geval te verduidelijken wat ik bedoel. Het is inderdaad zeer belangrijk dat er open wordt gesproken over het probleem.
Voorzitter. De staatssecretaris komt dan met de oplossing van mestverwerking. Wat gebeurt er dan in feite? Er komt niet minder mest. Wat er gebeurt, is dat het totale volume gereduceerd wordt. In feite wordt het water er gewoon uitgehaald, om daarmee te besparen op de transportkosten. Maar het mineralenoverschot neemt daarmee niet af, dat blijft gelijk. Dat is een belangrijke vorm van mestverwerking. De verwerkte mest wordt dan getransporteerd en naar elders gebracht. Als je dan mest gaat vergisten, wat ook kan, dan leidt dat tot biogas, dat we allemaal kunnen gebruiken. Maar ook daar moet je jezelf afvragen of dit nu wel zo goed is voor het milieu. Mijn fractie denkt van niet, want ook daar zie je in feite dat het mineralenoverschot toeneemt, omdat vergisten alleen maar mogelijk is door allerlei zogenaamde coproducten, dus andere gewassen, toe te voegen in dat vergistingsproces. Dat betekent dus weer meer mineralen. De verbouwing van al die extra gewassen vraagt ook weer om extra landbouwgrond. Het gas dat vrijkomt, ook dat is apart, wordt in feite slechts voor 10% uit de mest zelf gehaald. 90% van dat gas komt uit al die overige gewassen. Als je dat milieutechnisch doorrekent, moet je toch zeggen dat dit voor het milieu bijzonder weinig oplevert. De vraag is dus wat die mestverwerking vermindert. Naar mijn idee dus bijzonder weinig.
Een probleem is overigens dat er veel mestfabrieken gebouwd zullen moeten worden. Ik heb daar in de schriftelijke ronde ook naar
gevraagd. Nogmaals, de vraag aan de staatssecretaris is hoeveel dat er eigenlijk zijn, maar het zijn er bijzonder veel. Dat gaat ook weer een enorme druk op het landschap in Nederland betekenen. In de gebieden waar nu al heel veel intensieve veehouderij is, zal de neiging om daar in de buurt veel van deze mestfabrieken te bouwen, zeer groot zijn. Dus de concentratie van niet alleen intensieve veehouderij, maar ook van het hele mestverwerkingsproces zal in een aantal gebieden in Nederland gaan plaatsvinden, met grote consequenties voor de leefbaarheid en voor het landschap.
Dat plaatje ziet er alles bij elkaar niet fraai uit. Dan is ook de vraag waar die verwerkte mest dan naartoe moet. Wie gaat die mest gebruiken? In de meeste landen om ons heen in de Europese Unie is ook sprake van een stikstofoverschot. Dus waar moet deze mest naartoe? Waar moet die worden afgezet? Wie vraagt nu eigenlijk om deze mest? Ik krijg daar graag een antwoord op van de staatssecretaris. Wat zal de impact zijn van het op grote schaal transporteren van mest uit Nederland? Kortom, wij hebben zeer grote vragen bij het hele idee van de verplichte mestverwerking en of dat überhaupt uitvoerbaar is, of dat milieuwinst zal opleveren en of het ook handhaafbaar en controleerbaar is, gezien de grote druk die er nu al bestaat en de aanwijzingen voor fraude.
Het valt ons op dat de staatssecretaris zegt dat dierrechten geen innovatie opleveren zolang we die laten bestaan. Dat verbaast mijn fractie zeer. Volgens mij zouden juist stevigere milieuregels van de staatssecretaris op alle fronten die ik net beschreef, en een stevigere uitdaging richting de sector om op een veel schonere manier te gaan produceren, zeer veel innovatie kunnen opleveren. Dierrechten zijn, hoe je het ook wendt of keert, in ieder geval nog een soort noodventiel op een enorm probleem in Nederland met te veel dieren en te veel mest. Juist dat noodventiel wordt in feite opengezet. Mijn fractie wil de staatssecretaris wat preciezer vragen wanneer zij definitief wil besluiten tot het afschaffen van de dierrechten. Zij gaat dit doen per Koninklijk Besluit, zo begrijpen wij. Dat wordt uiteindelijk nog vastgesteld op basis van nadere gegevens die onder meer moeten komen uit een ex ante rapportage door de WUR en het PBL in november 2014. Dit komt dus bijzonder laat beschikbaar. Dan zouden eventueel per 1 januari de dierrechten al moeten zijn afgeschaft. Ik vraag de staatssecretaris om een toelichting. Hoe denkt zij dat zij dit op een verantwoorde manier kan doen? Wat zijn de criteria die zij gaat hanteren? Moet er al voldoende mestverwerking zijn? Is dat het enige criterium of gaat zij ook kijken naar een risicoanalyse? Welke risico's zullen er gelopen worden wanneer de zaak niet voldoende uitbreidt, wanneer de mest niet kan worden afgezet? Gaat zij dat ook bekijken? Gaat zij ook kijken naar controle, handhaving en mogelijke fraude? Gaat zij het systeem monitoren? Wij krijgen daarvan graag een duidelijker beeld. Als zij dan wil overgaan tot het afschaffen, waarom regelt zij dit dan niet netjes met een wet waarin zij allerlei voorwaarden regelt waaronder dit eventueel kan gebeuren? Waarom moet dat nu via een Koninklijk Besluit dat in de wet komt?
Ik kom tot een afronding. Mijn fractie acht het onverantwoord om in de huidige situatie, met het enorme mestoverschot, met een zeer grote druk op de mestmarkt en met grote schade aan milieu, natuur en gezondheid, het systeem van de dierrechten los te laten. Juist die rem op het aantal dieren is cruciaal zolang deze problematiek in deze vorm en deze omvang bestaat. Sturing op individuele vergunningen is onvoldoende. De handhaving en het toezicht zijn tot op heden onvoldoende. Ook de uitvoerbaarheid van het systeem van verplichte mestafzet laat zeer te wensen over.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV): Gaat het mevrouw Vos om het aantal dieren of om het mineralenoverschot?
Mevrouw Vos (GroenLinks): Uiteindelijk gaat het natuurlijk om het mineralenoverschot, maar wij weten allemaal dat dieren hét middel zijn waarmee je kunt sturen. Dieren produceren nu eenmaal mest. Dat kun je een beetje reduceren, maar de hoeveelheid mest wordt gewoon bepaald door de hoeveelheid dieren. Zolang er in Nederland veel te veel mest wordt geproduceerd en zolang wij dat naar mijn idee ook niet elders kunnen afzetten, hebben wij een enorm probleem. Mijn fractie is daarom van mening dat de enige duurzame oplossing -- daarover wilde ik net iets zeggen -- in ieder geval de reductie, de vermindering, van de veestapel is. Dat is een absolute voorwaarde om tot oplossingen te komen. Juist die voorwaarde wordt naar ons idee met voeten getreden door het systeem van dierrechten los te laten.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV): Ik heb nog een aanvullende vraag. Stel dat wij wel de mest op een nette, goede, manier kunnen verwerken, blijft mevrouw Vos dan op haar standpunt staan?
Mevrouw Vos (GroenLinks): Ik was ooit lid van de Tweede Kamer. In 1994 hebben wij dit type debatten al gevoerd. Eerlijk gezegd denk ik langzamerhand: hoeveel moet er in Nederland nog gebeuren voor wij een keer met elkaar zeggen dat het genoeg is geweest. Ik kan het eigenlijk niet anders zeggen. Wij hebben zo geprobeerd om dit probleem op te lossen, om het aantal dieren in Nederland terug te dringen. Ik zei net al dat sinds die reconstructie de varkensstapel in Brabant alleen maar enorm is gegroeid. Ik denk echt dat wij naar minder dieren moeten. Ik heb niet het vertrouwen dat wij met een technische maatregel als mestverwerking dit probleem kunnen oplossen.
Ik heb tijdens mijn interruptiedebat met mevrouw Faber al een aantal zaken gezegd. Wat mijn fractie betreft, zou het omgekeerde moeten gebeuren van wat de staatssecretaris zegt. Dierrechten blijven absoluut nodig om grenzen te stellen aan de groei van de veestapel. Wij zouden zelfs dierrechten voor koeien moeten invoeren, want wij weten, evenals de staatssecretaris, dat juist de groei in de melkveehouderij stevig is. Die zou door het afschaffen van de melkquota een enorme vlucht kunnen nemen. Het systeem van dierrechten moet daarom wat ons betreft in stand blijven en worden uitgebreid. Ik vraag de staatssecretaris zelfs om ook op alle andere milieuproblemen die zich nu voordoen zelfs een sterkere landelijke sturing in te zetten en haar regelgeving aan te scherpen, zodat wij die problemen echt een keer gaan oplossen.
Mijn fractie is ervan overtuigd dat je de sector dwingt en uitdaagt tot werkelijke innovatie wanneer je hem uitdaagt met vergaande regelgeving. Dat is de innovatie waarop mijn fractie wacht, namelijk een die echt leidt tot een veel duurzamere omgang met dieren, milieu en natuur in Nederland.