Tijd voor een enquête naar de lange arm van Beijing - Main contents
Steeds meer landen zijn op hun hoede voor China. Een parlementair onderzoek naar Beijing zou op zijn plaats zijn, menen Sjoerd Sjoerdsma en Jan Paternotte.
De Nederlandse politiek vertoont een speciale belangstelling voor het Midden-Oosten. Een enquêtecommissie onderzocht financiering uit die regio van onder andere moskeeën. De Tweede Kamer debatteerde over Turkse weekendscholen, gefinancierd door de regering van president Erdogan. Volledig terecht. Een vrije, open samenleving biedt veel ruimte voor die buitenlandse invloeden, maar we moeten ervoor waken dat die invloed niet juist onze vrijheid ondermijnt.
Eén land, veel verder naar het Oosten, ontbreekt vaak in de analyse van buitenlandse beïnvloeding, en dat is een land met nog veel meer armslag dan Turkije of de Golfstaten: China.
Het volkrijkste land is sinds dit jaar ook de grootste economie ter wereld. Amnesty International bracht op de rand van de coronacrisis een rapport uit over intimidatietactieken tegen Oeigoeren die uit China gevlucht zijn. „Chinese politiemannen dwongen mijn broer in Xinjiang mij te bellen. Toen ik opnam, namen ze de telefoon over en zeiden dat ik informatie over ander Oeigoeren in Nederland aan hen moest doorspelen. Anders zouden ze mijn broer oppakken”, vertelde Ismayil Osman, een Nederlandse Oeigoer.
Terwijl de coronacrisis dit jaar de aandacht van de wereld opslokt, bouwde China gestaag verder aan zijn variant op de Goelagarchipel, een gigantisch systeem van kampen waarin meer dan een miljoen Oeigoeren zijn opgesloten voor ‘cursussen’.
Oeigoeren
De meeste Oeigoeren durven zich niet of nauwelijks uit te spreken over wat er gebeurt in hun thuisland, omdat ze structureel bedreigd worden met ernstige gevolgen voor hun achtergebleven familie. Dit soort intimidatie van de diaspora wordt - samen met economische spionage en cyberaanvallen - ook genoemd als bedreiging van onze vrijheden in het jaarverslag van de AIVD.
Steeds meer landen brengen ook andere vormen van Chinese beïnvloeding in kaart, zoals de Confuciusinstituten. Hiermee smeedt de Chinese regering culturele en educatieve banden. Het is een goed voorbeeld van diplomatie met wortel en stok. Op het eerste gezicht lijken de instituten een variant op de Goethe Instituten of de Alliances Françaises die zich bezighouden met Duitse en Franse taal en cultuur. Onderwijsinstellingen krijgen genereuze bijdragen voor onderwijs in Mandarijn, over China en voor onderzoekssamenwerking. Zodra instituten gewend zijn aan een Chinese geldstroom worden vaak steeds meer voorwaarden verbonden aan de financiering, zoals grotere invloed op lesprogramma’s en het delen van onderzoekskennis.