Tweede Kamerverkiezingen 1937
De Tweede Kamerverkiezngen van 1937 waren op 26 mei. Het waren reguliere verkiezingen. De winnaar was de RKSP, maar de grootste stijger was de ARP van Colijn. Dat de NSB van Mussert als nieuwkomer vier zetels haalde, lijkt een groot succes. De teruggang ten opzichte van de Statenverkiezingen van 1935 was echter zodanig, dat het voor de nationaal-socialisten in feite zeer teleurstellend was. Na de verkiezingen werd het kabinet-Colijn IV1 gevormd.
Het waren de eerste verkiezingen sinds de invoering van de verplichte waarborgsom voor politieke partijen en de verhoging van de kiesdrempel. Daarom daalde het aantal deelnemende partijen in 1937 fors. Verschillende partijen verdwenen hierdoor uit de kamer.
Contents
In onderstaande tabel is de verkiezingsuitslag in aantal zetels opgenomen. Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van het aantal stemmen (ook in %) per partij.
Partij |
Zetels 1937 |
Zetels 1933 |
Winst/verlies |
---|---|---|---|
31 |
28 |
+3 |
|
23 |
22 |
+1 |
|
17 |
14 |
+3 |
|
8 |
10 |
-2 |
|
6 |
6 |
- |
|
4 |
7 |
-3 |
|
4 |
0 |
+4 |
|
3 |
4 |
-1 |
|
2 |
3 |
-1 |
|
2 |
1 |
+1 |
|
0 |
1 |
-1 |
|
0 |
1 |
-1 |
|
Overige |
0 |
3 |
-3 |
Onderstaande partijen deden mee aan de verkiezingen, maar hebben in 1937 geen zetels behaald.
Partij |
---|
Actie-Bouwman |
Christelijk Nationale Actie |
Algemeen Belang |
Zwart Front |
KDP (Katholiek Democratische Partij) |
RSAP (Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij) |
NBTM (Nationale Boeren-, Tuinders en Middenstanderspartij) |
VNH |
NSNAP (Nationaal Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij) |
In onderstaande tabel zijn de kerngegevens van de verkiezingen in 1937 opgenomen.
Tweede Kamerverkiezingen 1937 |
|
---|---|
verkiezingsdatum |
26 mei 1937 |
aantal kiesgerechtigden |
4.462.859 |
aantal uitgebrachte stemmen |
4.058.047 |
aantal ongeldige stemmen |
154.826 |
opkomst |
94,4% |
aantal deelnemende partijen |
20 |
aantal partijen dat zetel behaalde |
10 |
In onderstaande tabel is per partij aangegeven wie de lijsttrekker was en met welk verkiezingsprogramma een partij mee heeft gedaan aan de verkiezingen.
Partij |
Lijsttrekker |
Verkiezingsprogramma |
---|---|---|
RKSP |
Verkiezingsprogramma 1937* |
|
SDAP |
||
ARP |
||
CHU |
||
VDB |
||
LSP |
||
NSB |
Verkiezingsprogramma 1937* |
|
CPH |
Lijsttrekker* |
Verkiezingsprogramma 1937* |
SGP |
Verkiezingsprogramma 1937* |
-
*(Nog) niet beschikbaar
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de gekozenen.
1937: Het laatste coalitiekabinet
In 1937 werd het vierde kabinet-Colijn1 geformeerd. Dat was het laatste kabinet dat uitsluitend werd gevormd door de drie christelijke partijen (RKSP2, ARP4 en CHU5). De vier jaar ervoor hadden ook liberalen en vrijzinnig-democraten in het kabinet gezeten, maar met name de katholieken wilden terugkeer van de Coalitie, het samenwerkingsverband van de drie christelijke partijen. Colijn16 legde zich daar node bij neer. Na twee jaar viel het kabinet en kwam er een definitief einde aan de rechtse coalitie.
Meer over
- 1.Dit kabinet had, anders dan de vier voorgaande kabinetten, weer een parlementair karakter. Het werd gesteund door RKSP, ARP en CHU. De financieel-economische problemen beheersten het kabinetsbeleid. Daarnaast vroegen de toevloed van (joodse) vluchtelingen, de toenemende onrust in de samenleving door het optreden van de NSB en de internationale spanningen veel aandacht. Er was sprake van een steeds grotere oorlogsdreiging, met name in september 1938.
- 2.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 3.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 4.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 5.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 6.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 7.De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
- 8.De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), opgericht in 1931, was een autoritaire, antiparlementaire, extreemrechtse partij die streefde naar een nationaal-socialistisch bewind. Verder vond zij dat er een Groot-Nederlands rijk moest komen, waartoe ook Vlaanderen zou behoren, voor een Nederlandse volksgemeenschap. Onder Duitse invloed kreeg de partij een antisemitisch (anti-joods) karakter.
- 9.De CPH was sinds 1919 de naam van de in 1909 opgerichte SDP. De CPH streefde naar een klassenloze maatschappij, waarbij de productiemiddelen en grond in handen van de staat waren. Zij was onderdeel van de Derde Internationale, het samenwerkingsverband van communistische partijen in de wereld. De Russische Revolutie en de Sovjet-Unie werden als voorbeelden beschouwd. In 1935 werd de naam gewijzigd in Communistische Partij van Nederland (CPN).
- 10.De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
- 11.De CDU was een protestants-christelijke, antimilitaristische partij. De partij ontstond in 1926 uit drie kleine christen-socialistische partijen. Na de Tweede Wereldoorlog ging de CDU op in de Partij van de Arbeid.
- 12.De HGSP was een orthodox-protestantse, anti-Roomse partij, die streefde naar een protestants Nederland dat geregeerd moest worden volgens bijbelse normen. De partij werd opgericht in 1921 en hield in 1945 op te bestaan.
- 13.De Rooms-Katholieke Volkspartij (RKVP) was een linkse katholieke partij die zich verwant voelde met de katholieke vakbeweging. De RKVP werd in december 1922 opgericht en streefde behalve sociale maatregelen typisch katholieke doelen na, zoals herstel van het gezantschap bij de paus en opheffing van het processieverbod.
- 14.Amsterdamse advocaat die al op jeugdige leeftijd partijvoorzitter en fractievoorzitter van de RKSP werd en vervolgens minister. Groot voorstander van de rechtse samenwerking. Bewerkstelligde in 1937 tegen de zin van Colijn dat er een einde kwam aan de samenwerking van 'rechts' met vrijzinnigen. Doortastende minister van Justitie in het kabinet-Colijn IV, die een terughoudend vreemdelingenbeleid voerde. Kwam in opspraak door de affaire-Oss, waarbij aan de opsporingsbevoegdheid van de Marechaussee in Oss was ingetrokken. Overleed tijdens gevangenschap in Buchenwald.
- 15.Voorman van de SDAP in de jaren 1925-1939 en in het kabinet-De Geer II één van de twee eerste socialistische ministers. In Delft opgeleide ingenieur, die eerst werkzaam was in het onderwijs en vervolgens directeur van de Amsterdamse Arbeidsbeurs werd. Kwam in 1913 in de Tweede Kamer en was daar aanvankelijk onder meer koloniaal woordvoerder. Werd in 1917 tevens wethouder van onderwijs in Den Haag, wat hij zes jaar bleef. Volgde in 1925 Troelstra op als leider van de SDAP. Overtuigd socialist, maar pragmatisch en gematigd en daarom ook door politieke tegenstanders gewaardeerd. Bediende zich als spreker van een bloemrijke taal, maar miste het charisma van zijn voorganger. Na zijn ministerschap in de Londense kabinetten nog zeven jaar staatsraad.
- 16.Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
- 17.Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
- 18.Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
- 19.Liberale herenboer uit het Groningse land, die enige tijd (kort voor en na de Tweede Wereldoorlog) de liberale Tweede Kamerfractie leidde. Studeerde landbouwkunde in Duitsland. Kwam uit een familie met veel 'public spirit'. Was actief in diverse landbouworganisaties in Groningen en bestuurder van de Centrale Raiffeisenbank en was een deskundige op agrarisch gebied. Tijdens de crisis van de jaren dertig voorstander van overheidssteun aan de landbouwsector, wat niet alle liberalen hem in dank afnamen. Sloot zijn politieke loopbaan af als senator. Rustige, evenwichtige man die zichzelf bescheiden opstelde.
- 20.Parmantige leider van de Nationaal-Socialistische Beweging, met een kleinburgerlijk imago. Kreeg bekendheid als organisator van een actie tegen het Verdrag met België en richtte in 1931 de NSB op. Verborg een zekere mate van onzekerheid door een branieachtig optreden. Voerde een nogal onvaste koers, waarbij hij steeds meer concessies deed aan 'Duitse' denkbeelden en eisen, en de NSB voluit antisemitisch werd. Zag zichzelf als leider van het met Vlaanderen vergrote Groot-Nederland binnen het door Duitsland beheerste Europa. De Duitsers namen hem en zijn denkbeelden echter niet zo serieus. Werd vanwege zijn rol tijdens de bezetting in 1946 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.
- 21.Eerste vertegenwoordiger van de SGP in de Tweede Kamer. Was aanvankelijk onderwijzer, later predikant van een orthodox-gereformeerd kerkgenootschap. Pleitbezorger van een op Bijbelse grondslag geregeerd calvinistisch Nederland zonder bioscoop, sport, vaccinatie en sociale zekerheid. Bekend vanwege zijn amendement in de 'Nacht van Kersten' om het gezantschap bij de Paus op te heffen. Aanneming een dag later leidde tot de val van het eerste kabinet-Colijn. Had geen onbesproken gedrag in de oorlog en keerde na 1945 niet terug in de Tweede Kamer. Eenvoudig, vriendelijk en gemoedelijk Kamerlid.
- 22.Wat is er te zeggen over Tweede Kamerverkiezingen in het verleden, bijvoorbeeld over de grootste winst en het grootste verlies, over resultaten van regeringspartijen en over de kansen op succes van nieuwe partijen?
- 23.De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.