Coalitie
We spreken van een coalitie als twee of meer partijen in de Tweede Kamer1 het kabinet steunen. Dat is nodig omdat het kabinet2 het vertrouwen van de Tweede Kamer moet hebben om goed te kunnen functioneren. Dat noemt men het parlementair stelsel. De bewindslieden in een kabinet zijn afkomstig uit de partijen die de coalitie vormen. In Nederland worden meestal coalities gevormd met een ruime meerderheid in de Tweede Kamer.
Het parlementair stelsel betekent dat het beslissingsrecht over het te voeren beleid uiteindelijk bij het parlement ligt. Dit houdt in dat de ministers3, die dit beleid voorbereiden en uitvoeren, het vertrouwen van het parlement moeten hebben.
In Nederland kan één partij vrijwel nooit alleen de meerderheid halen in de Tweede Kamer. Dat is bijvoorbeeld anders in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten waar twee grote partijen de landelijke politiek domineren. Eén van de belangrijkste oorzaken daarvan is het Nederlandse kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging4. Dat betekent dat niet per district één kandidaat wordt afgevaardigd, maar dat alle stemmen op een partij bij elkaar worden geteld. Daardoor hebben kleinere partijen meer kans in de Tweede Kamer te komen.
De meerderheid moet dus gevonden worden doordat partijen in de Tweede Kamer gaan samenwerken en een 'coalitie' vormen. De coalitie steunt dan het kabinet. Als gevolg van de coalitievorming wordt de mate van dualisme5 tussen parlement en kabinet soms beperkt.
In principe kunnen alle partijen in de Tweede Kamer met alle andere partijen samenwerken in een coalitie. Maar de ene ligt meer voor de hand dan de andere. Na Tweede Kamerverkiezingen6 gaan tijdens de formatie7 partijen bekijken wie met elkaar wil samenwerken. Soms sluiten partijen al voor de verkiezingen samenwerking met een andere partij uit, of zoeken ze die juist.
Coalities tussen confessionelen en liberalen zijn veel voorgekomen. Ook coalities tussen confessionelen en sociaaldemocraten komen voor. In de periode 1994-2002 was er een zogenoemde 'paarse' coalitie tussen sociaaldemocraten, liberalen en democraten ook tot de mogelijkheden.
Brede coalities van confessionelen met liberalen en sociaaldemocraten kwamen met name in de jaren vijftig van de vorige eeuw voor. Daarmee werd een breed draagvlak voor het beleid beoogd, wat in de periode van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog belangrijk werd gevonden.
De tijdgeest kan ook op een andere manier een rol spelen. Samenwerking in een coalitie kan er toe leiden dat partijen 'genoeg' van elkaar krijgen en dan naar een andere coalitiepartner zoeken. Ook als een kabinet door toedoen van een coalitiepartner is gevallen lijkt die combinatie in een volgende kabinetsperiode kansloos.
Ook is het mogelijk dat partijen in de coalitie worden opgenomen, ondanks de mogelijkheid met minder partijen een meerderheid te verkrijgen. Een voorbeeld hiervan is het kabinet-Kok II8. D66 was voor de meerderheid in de Tweede Kamer niet meer nodig, maar werd toch opgenomen in de coalitie.
Een bijzondere coalitie was die tussen VVD, CDA en PVV. De eerste twee vormden een kabinet en sloten een regeerakkoord9, maar tevens werd met de PVV een gedoogakkoord10 gesloten.
Tot het einde van de 19e eeuw kende Nederland geen politieke partijen11. Er was toen ook geen sprake van coalitiekabinetten en evenmin van meerderheidskabinetten12. Rond 1880 sloten ARP en katholieken een verbond, omdat zij beide streefden naar subsidiëring van het bijzonder onderwijs. Dit verbond kreeg de naam de 'Coalitie'.
De 'Coalitie' was in de jaren 1888-1891, 1901-1905 en 1908-1913 aan het bewind. In de andere jaren tussen 1888 en 1918 regeerden de liberalen. Vanaf 1918 domineerde de 'Coalitie' echter de Nederlandse politiek, zij het dat er daarbinnen soms conflicten ontstonden. Daarom traden tussen 1926 en 1929 en 1933 en 1937 gemengd liberaal-christelijke kabinetten op. In 1939 werd een noodkabinet gevormd, waarin voor het eerst ook sociaaldemocraten zaten.
Na de Tweede Wereldoorlog vormden KVP en PvdA de kern van de kabinetten. In de jaren 1948-1959 ging daarbij de voorkeur uit naar een coalitie op brede basis. In 1948 werd het eerste kabinet-Drees13 gevormd, dat een Grondwetswijziging in tweede instantie tot stand moest brengen, waarbij een tweederde meerderheid vereist was. De brede basis hield tot 1958 stand.
Van 1959-1973, met uitzondering van de jaren 1965-1967, was er een samenwerking tussen de confessionele partijen en de VVD. Toen die combinatie in 1972 haar meerderheid verloor, werd een links kabinet gevormd, waarin ook enkele confessionelen zitting hadden14.
Tussen 1977 en 1994 domineerde het CDA in afwisselende combinaties met de PvdA (1981-198215 en 1989-199416) en de VVD (1977-198117 en 1982-1989). In de periode 1981-1982 regeerde ook D66 (aanvankelijk met PvdA en CDA15, vervolgens in een overgangskabinet met alleen het CDA18). De VVD liet in 1989 het kabinet-Lubbers II19 vallen over het reiskostenforfait20.
Samenwerking van PvdA en VVD werd jarenlang onmogelijk geacht. De tegenstellingen tussen de sociaaldemocraten en de liberalen waren te groot. Bij de verkiezingen van 1994 verloren de coalitiepartijen CDA en PvdA echter veel zetels, terwijl VVD en D66 wonnen. Onder druk van D66-leider Van Mierlo werd vervolgens een paarse coalitie, het kabinet-Kok I21, gevormd. Dit betekende dat de confessionelen voor het eerst sinds 1918 niet in het kabinet vertegenwoordigd waren.
Na de verkiezingen van 1998 en ook na een kabinetscrisis in 199922 werd de paarse samenwerking voortgezet in het kabinet-Kok II8. De paarse samenwerking kwam ten einde na de verkiezingen van 2002, toen CDA, LPF en VVD het kortstondige kabinet-Balkenende I23 vormden.
In 2003 mislukte het vormen van een coalitie van CDA en PvdA, waarop - min of meer noodgedwongen - een combinatie CDA, VVD met D6624 werd gevormd. In juni 2006 viel dit kabinet omdat D66 haar vertrouwen in het kabinet opzegde. Korte tijd later werd een overgangskabinet-Balkenende III25 gevormd. Na de verkiezingen van 2006 sloten CDA, PvdA en ChristenUnie een coalitie26, nadat eerder de SP en GroenLinks waren afgehaakt. Dit kabinet viel in februari 2010 naar aanleiding van de Uruzgan-crisis27.
Na de verkiezingen in 2010 werd het minderheidskabinet Rutte I28 gevormd: een coalitie tussen de VVD en het CDA, gedoogd door de PVV. De kabinetsformatie werd vooral gekenmerkt door de interne verdeeldheid bij het CDA over de samenwerking met de PVV. De gedoogconstructie hield slechts anderhalf jaar stand, waarna het kabinet viel. Dit kabinet werd opgevolgd door het kabinet-Rutte II29, bestaande uit de PvdA en de VVD. Dit is het eerste kabinet dat werd gevormd door het 'nieuwe formeren' waarbij de koningin geen rol had in het formatieproces.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 3.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 4.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 5.Dualisme wil zeggen dat er een duidelijke scheiding is tussen kabinet en parlement. De regel die dan strikt genomen geldt, is: de regering regeert, het parlement controleert. In de praktijk is het gedrag van de Tweede Kamer echter vaak minder dualistisch.
- 6.De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.
- 7.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 8.Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
- 9.Regeringsprogramma's en regeerakkoorden hebben gemeen dat schriftelijk het voorgenomen beleid van een toekomstig kabinet wordt vastgelegd. Een regeringsprogramma kan ter goedkeuring voorgelegd worden aan de coalitiefracties, maar dit is niet strikt noodzakelijk.
- 10.In een gedoogakkoord leggen Kamerfracties afspraken vast over de steun voor het toekomstige regeringsbeleid. Het gaat daarbij om afspraken tussen fracties van partijen die toetreden tot het nieuwe kabinet en een fractie (of fracties) die alleen 'gedoogt', maar zelf buiten het kabinet blijft. Tot 2010 kenden we dit begrip overigens niet. Of, als er in de toekomst vaker gedoogakkoorden worden gesloten, de opzet daarvan hetzelfde is, is onzeker.
- 11.Een politieke partij is een groep van politieke geestverwanten. Politieke partijen streven vaak meer dan één doel na, zoals bevordering van werkgelegenheid, een eerlijke inkomensverdeling, een schoon milieu of het bestrijden van criminaliteit. Omdat niet iedereen deze doelen op dezelfde wijze nastreeft, zijn er meer partijen ontstaan.
- 12.Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.
- 13.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1948 kwam een coalitie van KVP, PvdA, CHU en VVD tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I op.
- 14.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 15.Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
- 16.In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
- 17.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 18.Na de val van het kabinet-Van Agt II werd dit minderheidskabinet van CDA en D'66 gevormd. CDA-leider Van Agt bleef premier. De posten die waren opengevallen na het vertrek van de PvdA-bewindslieden, werden opgevuld vanuit de gelederen van de overgebleven coalitiepartners.
- 19.Dit kabinet was qua politieke samenstelling een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers. De coalitiepartijen CDA en VVD hadden bij de verkiezingen van 1986 hun gezamenlijke meerderheid in de Tweede Kamer behouden.
- 20.Op 3 mei 1989 kwam er een einde aan bijna zeven jaar samenwerking tussen CDA en VVD onder minister-president Ruud Lubbers. De VVD-fractie kon zich niet vinden in het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait.
- 21.Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA, VVD en D66 deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III, werd premier.
- 22.In de nacht van 18 op 19 mei 1999 kreeg een wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid voor een correctief referendum in de Eerste Kamer niet de vereiste tweederde meerderheid. Daarop bood het kabinet in de loop van 19 mei zijn ontslag aan. Vooral D66 was zeer ontstemd en teleurgesteld over de verwerping, omdat zij het referendum als één van haar 'kroonjuwelen' beschouwde.
- 23.Na acht jaar 'paars' (de kabinetten Kok I en Kok II) trad in 2002 een centrumrechtse coalitie aan van CDA en VVD samen met nieuwkomer LPF (de Lijst Pim Fortuyn). De enorme winst van deze nieuwe partij (26 zetels) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maakte een kabinet zonder deze partij bijna onmogelijk. CDA-leider Jan-Peter Balkenende werd de nieuwe premier.
- 24.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
- 25.Dit minderheidskabinet van CDA en VVD werd niet gevormd na verkiezingen, maar direct na de val van het kabinet-Balkenende II. Nadat de D66-bewindslieden uit dat kabinet gestapt waren, werden de twee opengevallen ministersposten opgevuld door andere leden van het kabinet. In plaats van aan het rompkabinet van CDA en VVD een demissionaire status toe te kennen werd missionair overgangskabinet gevormd.
- 26.Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
- 27.In de vroege ochtend van 20 februari 2010 wist het vierde kabinet-Balkenende geen overeenstemming te bereiken over eventuele voortzetting van de Nederlandse militaire activiteiten in de Afghaanse provincie Uruzgan. De ministers van PvdA wilden negatief antwoorden op een verzoek van de NAVO voor verdere activiteiten na 2010. Toen de meerderheid van het kabinet anders besloot, konden de PvdA-ministers dat niet voor hun rekening nemen en kondigden zij aan ontslag te nemen. De ministers van CDA en ChristenUnie zagen daarin aanleiding om hun portefeuille, functies en ambt ter beschikking te stellen.
- 28.Dit minderheidskabinet van VVD en CDA werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen 2010 en trad op 14 oktober 2010 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende IV. Voor een meerderheid in de Tweede Kamer sloten de regeringspartijen een gedoogakkoord met de PVV. VVD-leider Mark Rutte werd de eerste premier van VVD-huize.
- 29.Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
- 30.De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de Koning en de ministers. Omdat de Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, (ministers en de staatssecretarissen) in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Rutte. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.